v. in bet. 1 maagden, maagdeke(n);
1. meisje; jonkvrouw: de maagd van Orleans, zie ald.; de heilige maagd, de moeder van Jezus;
2. sterrenk. een der tekens in de Dierenriem: van 21 Aug. tot 21 Sept. staat de zon in de maagd;
3. Z.-N. meid: een nieuwe maagd.