Gepubliceerd op 11-11-2021

last

betekenis & definitie

I. m. lasten (1 zwaartedruk; al wat zwaar is; zwaar voorwerp; 2 iets moeilijks; druk, nood; Z.-N. lastpost; 3 [scheeps]lading; vracht; 4 voorschrift, opdracht; 5 belasting):

1. een last dragen, onder een last bezwijken;
2. de last der jaren, der zorgen, de druk; zonder kinderen te zijnen laste; iem. iets ten laste leggen, van iets beschuldigen; last lijden, moeite ondervinden, nadeel hebben; last hebben van, gehinderd worden door; last hebben om er te komen, moeite;
3. last innemen, last lossen; de last breken, een deel der lading lossen;
4. last geven; op last van;
5. op zware lasten zitten, veel belasting moeten betalen; drukkende lasten;

II o. lasten (maat, gewicht, inhoudsmaat): een last graan, 30 hl; een scheepslast = 2000 kg; een last haring, d. i. 17 kantjes; een last tarwe = 2400 kg, een last rogge = 2100 kg, een last gerst 1950 kg.