Gepubliceerd op 11-11-2021

kern

betekenis & definitie

I. v. -en, gew. (karnton); zie karn;

II. v. -en (1 nat. hist. voornaamste deel van een cel, waarschijnlijk draagster der erfelijke eigenschappen; pit, korrel, zaad, binnenste steen [ener vrucht]; 2 bij verg. het binnenste of middelste gedeelte van iets 3 pittigheid; 4 kiem, beginsel; 5 uitgangspunt, hoofdpunt; 6 hoofdgroep; grondbestanddeel; 7 het beste; de kleur; 8 de hoofdzaak, het wezenlijke, niet oppervlakkige):

1. de kern is omgeven door een vliesje, een schild of bolster, de kern van een amandel, abrikoos, noot, het zachte eetbare binnenste van de pit; witte rijst bestaande uit 24% kaf, 7% vlies, 69% inhoud der zaadhuid;
2. de kern der aarde; de kern van een electromagneet;
3. de kern van Starings verzen;
4. een kern van waarheid;
5. de kern vormen van een drama;
6. de kern der leerkrachten;
7. de kern van het leger; de intellectuele kern onzer natie, de groep intellectuelen;
8. de kern van een betoog; zegsw. tot de kern doordringen, grondig onderzoeken; nog (zie bet. 2): de kern van een komeet, de kop, het helderste gedeelte; de kern der zonnevlek, het donkerste deel.

< >