Gepubliceerd op 11-11-2021

huiselijk (huislijk)

betekenis & definitie

bn., bw.;

1. op het huis of het huishouden betrekking hebbende: huiselijke genoegens, huiselijke zorgen; het huiselijk leven, zoals dat thuis is;
2. zijn genoegen in zijn gezin zoekende: een huiselijk man;
3. gezellig, knusjes; wij zaten recht huiselijk bijeen; zich ergens huiselijk gevoelen; nog (rechtst.): huiselijke papieren, brieven, aantekeningen en dergelijke stukken.