Gepubliceerd op 11-11-2021

houder

betekenis & definitie

m. -s; in het alg. iem., die houdt;

1. met betrekking tot een stuk: de persoon, die het in handen heeft en er het recht of de rechten, die er in worden genoemd, aan kan ontlenen bloot krachtens zijn bezit of omdat hij er met name in of op is aangewezen: de houders van staatsschuldbrieven, der bankbiljetten; de houder v. e. wissel;
2. met betrekking tot een handelsartikel: koopman, groothandelaar, die het ter beschikking heeft voor de markt: houders van rijst, suiker;
3. beheerder, bestuurder, ondernemer van hetgeen een voorzetselbepaling noemt: houders van administratiekantoren, van kroegen; verg. hotelhouder, boekhouder; houderes: v. houderessen: bewaarschoolhouderes.