Gepubliceerd op 11-11-2021

heet

betekenis & definitie

bn., bw.; heter, -st; zeer warm: heet water, een hete dag; de hete luchtstreek, een hete zomer; de zon brandde heet; zegsw. op hete (of: gloeiende) kolen staan (of: zitten; Z.-N. ook: lopen), hoogst ongeduldig zijn; een heet gevecht, hevig; hete tranen, bittere; zie bliksem, daad, ijzer, naald, vuur.