I. bn.;
1. met lichtelijk opgewekte hartstochten; onderhevig aan sterke gemoedsaandoeningen; heftig, ras in vuur, in liefde ontvlamd enz.: een goedhartig maar hartstochtelijk man; een hartstochtelijk kind;
2. vurig, ijverig, hevig: hartstochtelijke jagers; 3. blijk gevende van hartstocht: hartstochtelijke woorden;
II. bw., op een wijze, die van hartstocht d. i. vuur, opgewondenheid enz. blijk geeft: hartstochtelijk verliefd.