Gepubliceerd op 11-11-2021

groots

betekenis & definitie

bn., bw.; grootser, meest groots (1 prachtig, heerlijk; 2 fier; trots, hooghartig):

1. een groots schouwspel; grootse gedachten, edel; een grootse titel, statig klinkend; ons groots verleden, luisterrijk; een groots gebouwde tempel;
2. hij is groots op zijn rang; hij is te groots om geld te lenen.