o., in bet. 3 -en (1 de personen, die een hooggeplaatst persoon plegen te begeleiden; 2 het volgen van, gehoor geven aan; 3 wat uit iets voortvloeit: uitvloeisel, resultaat):
1. een groot, talrijk gevolg; zij was in het gevolg der prinses; fig. de ledigheid met allerlei ondeugden in haar gevolg;
2. ik zal gaarne gevolg geven aan uw uitnodiging; (rechtst.) gevolg geven aan een zaak, ze voor den rechter brengen; gevolg geven aan een plan, een besluit, ze volvoeren; in gevolge van, naar aanleiding van; bijgevolg, zo, dat het genoemde volgt uit het voorafgaande;
3. aan de gevolgen overlijden; met goed gevolg, met goede uitslag; ten gevolge hebben; ten gevolge van; zie oorzaak.