Gepubliceerd op 11-11-2021

gemeenschap

betekenis & definitie

v. (1 het gemeen-hebben van iets, het deelhebben aan iets met één of meer anderen; 2 het met elkaar in zekere betrekking staan; 3 de mogelijkheid om met anderen in betrekking, verkeer te staan; 4 het geheel der goederen, die twee of meer personen in gemeenschap hebben; 5 de gezamenlijke personen, die met elkaar in gemeenschap staan):

1. leven in de gemeenschap van Christus, deelhebben aan de zegeningen van Christus; wettelijke gemeenschap van goederen, vermogenstoestand tussen echtgenoten, wanneer er geen huwelijksvoorwaarden zijn;
2. de gemeenschap met iem. afbreken, niets meer met hem te doen willen hebben;
3. de gemeenschap der steden onderling, het verkeer; de gemeenschap onderhouden, b.v. door trams of boten; telegraphische gemeenschap;
4. alle inkomsten komen ten bate der gemeenschap;
5. gemeenschap der heiligen, R.-K. geestelijke vereniging van de gelovigen op aarde (strijdende Kerk), de zielen in het vagevuur (lijdende Kerk) en de zaligen in de hemel (zegevierende Kerk) tot één geestelijk lichaam, waarvan het hoofd Christus is; gemeenschap der gelovigen, de gelovigen samen.