Gepubliceerd op 11-11-2021

front

betekenis & definitie

o. -en (Fr. front, Lat. frons: 1 voorzijde v. e. gebouw enz.; voorvlak; ook: elke vrijstaande gevel v. e. bouwwerk; 2 voorzijde v. e. troepenopstelling; 3 eerste lid van een in gelederen opgestelde troepenafdeling; 4 eerste gevechtslinie van een strijdend leger; 5 halfhemdje):

1. opgesteld voor het front van het paleis; met het front naar de tuin;
2. front maken,
a) de manschappen een zodanige beweging doen uitvoeren, dat de voorzijde de langste linie vormt,
b) zich tot verweer gereedmaken; front slaan, vertoon maken; voor ’t front komen, vóór de troepen, fig. te voorschijn; met iets voor het front komen, op de proppen komen;
3. het eerste gelid is het front, het achterste de rug;
4. het westelijk front; naar het front gaan;
5. een wit front(je); nog: Z.-N. frontpartij; z. ald.

< >