I. m. drukken (1 v. e. mechanische kracht: de handeling van drukken; de kracht, die, het gewicht, dat op of tegen iets drukt; een keer, dat men drukt inz. iem. de hand drukt; 2 met betrekking tot maatschappelijke of geestelijke krachten: belemmerende, drukkende, hinderende omstandigheid; ook: verdriet, kommer; 3 van geschriften, afbeeldingen: de handeling van drukken; 4 de wijze, waarop iets gedrukt wordt of is; 5 iets, dat gedrukt is: drukwerk; het geheel der gedrukte exemplaren; 6 keer, dat iets gedrukt wordt: oplaag; 7 gedrukt exemplaar, afdruk):
1. de lucht —; onder hoge —; een — van 100 kg per m2; een — op een knop; een bemoedigende (hand)druk;
2. de — van het eindexamen; hij zit in rouw en —;
3. door de — gemeen maken; in — geven; in — verschijnen;
4. een kleine —;
5. een vel —; deze fout komt in de — van 1700 voor;
6. de eerste — van een boek; een herziene —;
7. een klein boekje, een drukje van Elsevier;
II. bn.; drukker, -st (1 veel werk medebrengend; 2 zeer levendig; 3 van de tijd: veel werkkracht vergend; 4 van personen, handelingen: onrustig en beweeglijk; vermoeiend door beweeglijkheid of luidruchtigheid; 5 v. e. kunstwerk: een onrustige indruk makend):
1. een drukke zaak; een drukke praktijk;
2. een drukke correspondentie; een — gesprek, geanimeerd;
3. een drukke tijd; een — leven;
4. een — kind; drukke bewegingen;
5. die schilderij, die finale is te druk; nog: het is er —, er is daar veel te doen, er is veel vertier; het — hebben,
a) veel werk hebben,
b) in een levendig gesprek gewikkeld zijn; het — over iem. hebben, het hoofdonderwerp der conversatie zijn; een — gebruik van iets maken, veel; zich niet erg — over iets maken, zich ergens niet veel van aantrekken; maak je niet zo —,
a) hou je kalm,
b) trek er je niet veel van aan;
III. bw. (1 met grote werkzaamheid, levendigheid; 2 met korte tussenpozen; 3 op zeer levendige, beweeglijke, onrustige wijze):
1. — studeren; een — bevaren rivier; een — bezochte leeszaal;
2. — met iem. verkeren;
3. — vertellen, whisten; in bet. 2, 3 soms: drok.