I. dopte, h. gedopt (1 van de dop of de peul ontdoen; 2 de dop of hoed afnemen om te groeten, gmz.):
1. erwten —;
2. diep —,
II. dopte, h. gedopt (Z.-N. 1 indopen; 2 betten):
1. brood in de melk —;
2. het zweet van zijn voorhoofd —,
III. dopte, h. gedopt (Z.-N. stemmen; betalen, dokken).