Gepubliceerd op 11-11-2021

akkoord

betekenis & definitie

z. accorderen,

1. o. -en (overeenkomst, vergelijk; muz. samenklank van drie of meer tonen; faillissementswet: voorstel van in moeilijkheden geraakte schuldenaar aan zijn concurrente schuldeisers, om, in plaats van onmiddellijke, gehele betaling te ontvangen, genoegen te nemen met een

zeker percentage van hun vordering en tegen kwijtschelding van het restant): tot akkoord komen, geraken; het op een akkoordje gooien, schikking; een akkoord maken, sluiten, treffen, aangaan;

2. bn. (naar behoren; juist; in orde); die rekening is akkoord (bevonden): met iets akkoord gaan, eens zijn.