Gepubliceerd op 11-11-2021

air

betekenis & definitie

o. airs, airtje (Fr. 1 schijn, uiterlijk, voorkomen, houding; 2 aria, lied, wijs):

1. zegsw. zich een air (of: airs) geven, zich voornaam aanstellen; een air aannemen; een zeker air over zich hebben; zich het air geven, de schijn aannemen;
2. een air uit de opera Faust.