air
(zelfstandig naamwoord) [alg.] ruimte, lucht - Jongens, geef me wat ruimte, heus, ik betaal wel.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [alg.] ruimte, lucht - Jongens, geef me wat ruimte, heus, ik betaal wel.
Direct toegang tot alle 20 resultaten over Air?
Marc De Coster (2020-2023)
(1980+) (< Eng.) (jeugd, skaters) sprong door de lucht. • Er suist een nieuwe rage door Heerlen, waarvoor menig ouder de jodium in de huisapotheek heeft moeten aanspreken. Want een beetje 'skater' heeft minstens één litteken, waar hij overigens allerminst mee zit. In volle vaart een 'air' (sprong door de lucht), uitvoeren over...
Ignace Bossuyt (2010)
(1) algemeen: in de Franse muziek, lied of melodie – (2) het equivalent van de Italiaanse aria in de Franse opera en cantate – (3) een meestal eerder langzaam, zangerig (soms een sneller, meer dansant) deel in de orkestsuite van de barok.
Katja Reichenfeld (2003)
Air (Fr. lucht) is in de 16e eeuw een lied van het lichtere type in Frankrijk en Engeland (ayre).Tijdens de barok werd het air regelmatig opgenomen in de instrumentale suit e+, als liedachtige afwisseling met de verschillende dansvormen (bijv. het air uit de Derde orkestsuite van Bach). In de Franse opera uit de 17e en 18e eeuw was het air vergelij...
Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)
o., gezicht; voorkomen, uiterlijk; houding; zangwijze, liedje; zich airs geven: zich voornaam aanstellen.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
1. lucht (ook: wind); 2. luchtruim; 3. klimaat; 4. uiterlijk, voorkomen; 5. houding, manieren; 6. wijs, lied, aria; air de familie, familietrek; le bel air, de mooie manieren, de voorname wereld, de grote lui; le grand air, de buitenlucht, de open (frisse, vrjje) lucht; il n'y a pas d’air, ’t is benauwd; avoir l‘air..., er......
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I lucht; windje; tocht; ;(aether; wijs(je), melodie, aria; voorkomen; air, houding; airs and graces, coquette maniertjes; bot air, gezwam; take air, ruchtbaar worden; take the air, 1 een luchtje scheppen; 2 opstijgen; by air, door de lucht: per vliegtuig (of luchtschip); be in the air, 1 in de lucht zitten; 2 in de lucht hangen; on the air, voor d...
Van Dale Uitgevers (1950)
(Fr.), o. (-s), 1. voorkomen, uiterlijk, houding: hij neemt een air aan, alsof hij een groot heer was ; met het air van — ; zich het air geven van, de schijn aannemen van ; — zich airs geven, zich voornaam aanstellen, aanmatigend optreden; 2. (vero.) vijs, melodie.
Winkler Prins (1949)
(Fr.), lied, oorspr. titel voor muziekstuk met gezongen melodie, begeleid door instrument of stemmen, in 17e eeuw ook gebruikt voor instrumentale werken; eenvoudiger dan de gecompliceerde aria.
dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)
lucht; liquid air, vloeibare lucht; air -chamber vacuum; air -dressing open wondbehandeling (zonder verband) ; air -hunger luchthonger, ernstige benauwdheid, snakken naar lucht; air -medicine luchtvaartgeneeskunde.
E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)
(Fr.), lied, werd oorspronkelijk gebruikt als titel voor een — soms voor de dans (air de danse) geschreven — muziekstuk met een gezongen melodie, begeleid door een instrument of stemmen. In de 17de eeuw werd het woord ook voor instrumentale stukken gebezigd; als zodanig komt het in de Franse ouvertures, partita’s en vooral in de s...
Casper Höweler (1939)
in Frankrijk en Engeland zoowel aria als lied. In de Suite of Partita een zangerig stuk zonder danskarakter, zuiver instrumentaal van stijl, als in Bach's derde Ouverture.
M. J. Koenen's (1937)
o. airs, airtje (Fr. 1 schijn, uiterlijk, voorkomen, houding; 2 aria, lied, wijs): 1. zegsw. zich een air (of: airs) geven, zich voornaam aanstellen; een air aannemen; een zeker air over zich hebben; zich het air geven, de schijn aannemen; 2. een air uit de opera Faust.
S. van Praag (1937)
(Fr.), o. gelaat, voorkomen, houding: zich een air geven, een houding aannemen.
Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)
Fr. Lied, melodie. Oorspronkelijk gebruikt voor een vocale compositie; later ook voor een instrumentale. Het wijst dan niet noodzakelijk op eenige overeenkomst met den vocalen stijl, doch dient als tegenstelling tot de danstypen, welke in de suites der 17e en 18e eeuw voorkomen. Men raadplege o.a. de klavieren orkestsuiten van J. S. Bach.
Jozef Verschueren (1930)
(ε:r) o. (-s ; —tje; [Fr.] 1. Algm. gezicht, voorkomen, uiterlijk, houding : zich een deftige geven; zich -s geven; zich een geven van gewicht, zich voordoen als een man van gewicht. 2. Muz. zangwijze, liedje.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Air - 1) (Fr.), houding, voorkomen. — In de muziek, aria. — In de rijkunst oefening van het afgerichte schoolpaard. Men onderscheidt „airs terre-à-terre”, waarbij het lichaam den bodem weinig verlaat (passage, piaffe, enz.); „airs demi-relevés”, waarbij alleen de voorhand zich sterk verheft (pesade, courbette); „airs relevés”, de z.g. schoolspronge...
Fokko Bos (1914)
air - o., gezicht; voorkomen, uiterlijk; houding; ook: zangwijze, liedje; „zich airs geven”: zich voornaam aanstellen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.