mat af, heeft afgemeten;
1. de maat nemen; de afmeting van iets nauwkeurig bepalen: een kamer afmeten; iets met de ogen afmeten, nl. de maat er van bepalen; de tijd afmeten, de tijdduur bepalen; iem. naar zich zelf afmeten, beoordelen;
2. meten en afzonderen: een stuk linnen afmeten.