drong aan, h. (2), i. (1) aangedrongen (1 voorwaarts in de richting van iets of iem. dringen; 2 krachtig aansporen; met nadruk vragen):
1 op den vijand -;
2 op ijver, betaling bij iem. -, sterk aanhouden;
- om onderstand, hulp; op - van mijn vader.