bood aan, boden aan, h. -geboden
(1 iets vrijwillig ter beschikking van iem. stellen; 2 het tonen, aankondigen van waren, met de bedoeling ze af te staan tegen bep. prijs; 3 opleveren; 4 refl. zich ter beschikking stellen; zich voordoen):
1 iem. een betrekking -;
2 waren -;
3 die stad biedt vele genoegens aan; een toneel van verwarring -; 4 er bieden zich aan: twee ververs; er biedt zich een mooie gelegenheid aan; nog: een telegram —; iem. zijn gelukwensen —, gelukwensen; -bieding, v. -en
(1 de daad van aanbieden, inz. in bet. 1 en 2; 2 meestal mv.
het aangebodene):
1 bij de — v. h. geschenk tegenwoordig zijn;
2 hij ontving de mooiste -en.
