Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Gepubliceerd op 16-01-2023

Getijden

betekenis & definitie

het officieele kerkelijke gebed, dat op bepaalde uren (tijden) gebeden moet worden en dat door de verdeeling van die uren over het etmaal een volledige dagheiliging vormt, gebaseerd op de Romeinsche tijdsindeeling, te weten de nacht, bestaande uit drie waken en de dag, bestaande uit drie stonden, het z.g. 3e, 6e en 9e uur.

De Getijden beginnen met het nachtofficie, de → Metten, gewoonlijk bestaande uit drie nocturnen en onmiddellijk gevolgd door het dageraadsgebed, de → Lauden; dan volgt de → Terts om plm. 9 uur, de → Sext omstreeks den middag, de → None om plm. 3 uur en de → Vespers, die het avondofficie vormen. Van kloosterlijken oorsprong zijn de → Prime, het morgengebed, tusschen Lauden en Terts en de → Completen, het slotgebed, eenige uren na de Vespers.

Deze gebedsoefening is altijd de krans der dagheiliging geweest rondom het hoogtepunt van deze heiliging, het H. → Misoffer, dat aldus zijn invloed over heel den dag uitstrekt en het is dus van belang de aangegeven tijdsorde te volgen, zooals in vele kloosters nauwkeurig geschiedt.

Sommige uren worden nu eens vóór, dan weer nà de conventsmis (zie Convent) gebeden. Dit is een gevolg van het feit, dat de conventsmis oorspronkelijk veelal verplaatst werd in verband met den aard van den dag, zoo kwamen op vastendagen b.v. de Vespers vóór de mis, omdat men, zooals bij Joden en Mohammedanen, tot ’s avonds vastte.

De prime, de terts, de sext en de none noemt men de Kleine Uren.

De indeeling van den dag naar de getijden heeft invloed gehad op de taal; zoo spreekt men van „noen” (none), d.i. middag; in Vlaanderen noemt men het lichte maal, dat om 4 uur gebruikt wordt (het z.g. goûter), vesperbrood; aan het feit, dat op gewone dagen de reciteertoon soberder en dus vlugger was dan op feestdagen, dankt de uitdrukking „korte metten maken” haar ontstaan.

< >