gem. in het Z.O. van de prov. Utrecht (zie krt. dl.
XXIII 128 C3), tusschen Rijn-Lek en Krommen Rijn gelegen. Opp. 2 017 ha; ca. 3 600 inw. (ca. 65 % Kath.).
Rivierklei, in gebruik voor landbouw (suikerbieten), veeteelt, grienden en tuinbouw (fruit). W. heeft industrie (steenfabrieken) en is winkelstad voor de omgeving.
W. bij D., het vroegere ➝ Dorestad (voor welks gesch. zie aldaar) is een oude stad met grachten, al door Tacitus vermeld. De Romeinen hadden hier een burcht gebouwd, die de stad het aanzijn gaf.
Op de fundamenten daarvan werd in de 13e eeuw een kasteel gebouwd, dat tijdelijk bisschop David van Bourgondië tot verblijf strekte. Hiervan is in het zgn. bosch nog een gedeelte over.
In Wijk zelf een typisch marktplein met oude pompen, de bekende St. Janskerk met onvoltooiden laat-Got. toren, het St.
Ewoud en Elisabethgasthuis en buiten de stad de „molen van Ruysdael” (zie afb. 3 op de pl. t/o kol. 160 in dl. XXIII).
W. bezit in de sluiswerken van het Amsterdam-Rijnkanaal de grootste binnenvaartsluizen van Europa.