Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Z

betekenis & definitie

de 26e en laatste letter van het alphabet; het letterteeken stelt voor: de stemhebbende fricatieve dentaal (→ Medeklinker). Het teeken gaat terug op de Semietisehe „zajin”, vanwaar het bij de Grieken kwam als „zêta” (Z, ζ).

Afkortingen. In de wiskunde geeft z evenals x en y een onbekende grootheid aan. Verder: Z. =Zuid(en) of Zuidelijk; Zach. bij bijbelcitaten = Boek → Zacharias; Z., Z.B. of Z.Br. = Zuiderbreedte; Z.D.H. = Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid (verouderde titel van bisschoppen; voor den tegenwoordigen, zie Z.H.Exc., hieronder); Z.Em. = Zijne Eminentie (titel voor kardinalen); Z.Exc. = Zijne Excellentie (titel voor ministers, gezanten e.d.); z.g. of zgn. = zoogenaamd; z.g. = zaliger gedachtenis; Z.H. = Zijne Heiligheid (titel voor den paus) of Zijne Hoogheid (titel voor prins); z.h.s.=zonder hoofdelijke stemming; Z.H.Exc. = Zijne Hoogwaardige Excellentie (titel voor bisschoppen); z.i. = zijns inziens; z.j. = zonder jaartal (van verschijnen); z.k. (op een wissel) = → zonder kosten; Z.K.H. = Zijne Koninklijke Hoogheid; Z.M. = Zijne Majesteit; Zn als symbool in de scheik. = → zink; Z.N. = Zalig Nieuwjaar; Z.O. = Zuid-Oosten; z.o.z. = zie ommezijde; Z.P. (ter aanduiding van waterstand) = zomerpeil; Zr als symbool in de scheikunde = → zirkonium; Z.W. = Zuid-Westen; Z.Z.O. = Zuid-Zuid-Oosten; Z.Z.W. = Zuid-Zuid-Westen.