Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Weesp

betekenis & definitie

gem. en stad in de prov. N.

Holland, ten Z. O. van Amsterdam, op den kleigrond van de Vecht, waaraan W. ligt, aan de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort.

Opp. 278 ha; ca. 7000 inw. (1938), waarvan 60% Prot., 21% Kath. (tot de parochie W. behooren ook de meeste Kath. der gem. Weesperkarspel), bijna 1% Isr., 18% onkerkelijk.

Er is vnl. industrie: chocolade, margarine, zuivel, pakkingmateriaal, rijwielen, ijzerconstructies, brandweermateriaal enz.: totaal aantal arbeiders ong. 1000. Bezienswaardig is het 18e-eeuwsche raadhuis met schilderstukken van den Weesper burgemeesterschilder Sybilla (2e helft 17e eeuw) en museum, alsmede de regentenkamer van het St.

Bartholomeus Gast- en Armenweeshuis.De oorsprong van den naam W. is niet met zekerheid bekend. Uit de 12e e. dagteekenen de eerste brieven, waarin over deze stad gesproken wordt. W. is een leen van de van Amstels geweest en ging aldus van Stichtsche in Hollandsche handen over. In 1204 staken de Kennemers de stad in brand, omdat Amstel de zijde van den graaf van Loon had gekozen. In 1356 bezorgde bisschop Jan van Arkel de stad hetzelfde lot. In 1508 bezette de Geldersche Karel van Egmond W. gedurende een klein jaar.

Door haar ligging aan een belangrijk vaarwater bloeide de stad eeuwenlang door een levendigen handel en had daarnaast drukke nering, met name lakenweverijen en bierbrouwerijen; de laatste werden in de 18e eeuw opgevolgd door jeneverstokerijen (met bijgevolg varkensmesterijen). Deze industrieën zijn geheel verdwenen; de handel ging achteruit, o.a. doordat de ➝ Vecht als scheepvaartweg haar groote beteekenis verloor.

W. behoorde voor 1863 tot het aartspriesterschap Utrecht, sindsdien tot bisd. Haarlem.

van der Meer.