Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Verblinding

betekenis & definitie

noemt men het verschijnsel, dat men bij verschillende bezigheden (lezen, handwerken, autorijden, enz.) slechter ziet, wanneer men daarbij genoodzaakt is, al is het ook maar zijdelings, in een (sterke) lamp of lichtbron te kijken; wetenschappelijk uitgedrukt: tijdelijke vermindering van het prestatievermogen van het gezichtsorgaan tengevolge van een gedeeltelijke belichting van het netvlies tijdens de waarneming (simultane v.) of vóór de waarneming (successieve v.). Wordt een tot waarneming gebruikt netvliesdeel tevens door de hinderende lichtbron beschenen, dan spreekt men van directe, anders van indirecte verblinding. V. brengt in het algemeen gevaren mee door over-inspanning van de oogen (hoofdpijn, enz.), verder door kans op ongelukken (zaag- en boormachines, wegverkeer). Men zorge bij handarbeid en bij het lezen er dus voor dat, terwijl voldoende licht op het boek of op het werk valt, de lichtbron door een kap of reflector aan het oog is onttrokken.

Bij wegverlichting zijn lantaarns met doelmatige reflectoren gewenscht, verder vermijde men gerichte bundels (rijwiellampen omlaag, dimmen bij auto’s, snelheidsvermindering bij het passeeren, daar het oog tijd behoeft om zijn functie te hernemen).Lit.: P. J. Bouma, in: Polytechnisch Weekblad (29 1935, blz. 177).

W. de Groot.

< >