Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vaccine-entstof

betekenis & definitie

Oorspronkelijk werd hiermede bedoeld de pokken-entstof. Deze werd verkregen door het pokkenvirus bij een koe (= Lat. vacca, vandaar de naam) in te brengen. Uit den inhoud van de daarbij ontstane pokpunten werd nu een entstof verworven, waarvan de verwekker blijkbaar, ten gevolge van het verblijf in de koe, verzwakt was en nu bij den mensch alleen plaatselijk pokpunten kon veroorzaken, doch niet meer de echte pokziekte zelf. Deze entstof, eigenlijk dus de eenige, die met eenig recht „vaccine” genoemd wordt, wordt tegenwoordig verkegen uit de pokpunten, die bij een kalf veroorzaakt worden.

In het algemeen is de bedoeling van een vaccine, om verzwakte of, in andere gevallen, ook gedoode verwekkers van de ziekte bij den mensch binnen te brengen, met den opzet, dat deze in het lichaam de ziekte in een zeer lichten graad zullen teweegbrengen. De ervaring immers leert, dat het doormaken van sommige ziekten een immuniteit tegen die ziekte achterlaat. Het doormaken van de ziekte in zeer geringen graad zou toch al voldoende verweermiddelen oproepen, om het individu tegen verdere besmetting te vrijwaren. Soms lukt het deze verweermiddelen ook op te roepen, door de menschen in te spuiten met gedoode ziektekiemen. Niet voor elke infectieuze ziekte gelukt het de menschen onvatbaar te maken; voor iedere ziekte, waarbij dat wel mogelijk is, moet weer afzonderlijk uitgezocht worden, hoe het virus verzwakt of gedood moet worden.

Zooals gezegd, wordt het virus bij de pokken verzwakt door passage door koe of kalf (Jenner); bij de hondsdolheid door uitdroging (Pasteur). Bij typhus en de daarmede verwante ziekten, evenals bij de cholera, worden gedoode kiemen ingespoten, zoo ook tegen staphylococcenziekten (steenpuisten e.d.), waarbij het vaccin bestaat uit een suspensie van gedoode staphylococcen. Ook bij vele andere ziekten worden vaccins gebruikt, soms alleen prophylactisch, doch ook soms wel therapeutisch, dus als geneesmiddel, wanneer de ziekte eenmaal uitgebroken is. In dit laatste geval kan men zich dan de voorstelling maken, dat het lichaam de echte virulente ziektekiemen niet kan overmeesteren, maar, door injectie van steeds grootere doses van verzwakte of gedoode kiemen, wel geprikkeld kan worden tot het geleidelijk en in grootere hoeveelheid maken van verweermiddelen, zoodat er tenslotte hiervan genoeg zijn om ook de virulente ziektekiemen onschadelijk te maken.

Alle vaccins berusten derhalve op de voorstelling dat het lichaam, na inbrengen van de verzwakte of gedoode kiemen, zooveel verweermiddelen zelf maakt, dat er immuniteit tegen de ziekte ontstaat (actieve immuniteit), in tegenstelling tot serum-behandeling, waarbij men met het serum verweermiddelen inspuit, die tevoren opgewekt zijn bij het dier, waarvan dat serum afkomstig is. Een immuniteit, met seruminjecties verkregen, heet passieve immuniteit. Wyers.