Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Tweede boerenoorlog, 1899—1902

betekenis & definitie

Tweede boerenoorlog, 1899—1902 - De beide republieken beschikten over 50 á 60 000 man. waaronder een 9 000-tal vrijwilligers uit de Kaapkolonie en van andere nationaliteiten. Waarschijnlijk stond echter niet meer dan de helft gelijktijdig aan het front, daar velen voor korteren of langeren tijd naar hun hoeven terug gingen.

Eind October beschikten de Eng. over ong. 25 000 man en wel: in Natal een divisie onder White, in Kimberley (Cecil Rhodes) en Mafeking (Baden Powell) de bezettingstroepen dier plaatsen en in Rhodesia troepen onder Plumer. Onderweg waren 4 divisiën en een cavaleriedivisie onder Buller, waardoor het totaal zou stijgen tot 80 000 man. De operatiën kunnen in drie tijdperken worden onderscheiden:

1) Eerste gevechten (tot begin 1900). Hoewel een deel der Kaaplanders den Boeren zeer sympathiek was, kon Joubert er niet aan denken den strijd diep in de kolonie over te brengen; dit ten gevolge van een onvoldoende organisatie. Wel was het mogelijk White te verslaan en de grensplaatsen te nemen. Na de gevechten van Talana Hill (20 Oct.) en Nicholsons Nek (30 Oct.) werd White — ondanks een gelukkig gevecht van de cavalerie van French bij Elandslaagte (21 Oct.) — ten gevolge van den concentrischen opmarsch der Boeren te Ladysmith ingesloten.

Ook Kimberley en Mafeking werden belegerd. Begin Dec. rukte Buller met 20 000 man tot ontzet op, terwijl 7 000 man onder Gatacre en French aan de Zuidgrens van den Oranje Vrijstaat en 10 000 man onder Methuen naar Kimberley werden gedirigeerd. Tegenover het moderne geweervuur rukten de Engelschen in te dichte formatiën op, waardoor zij ernstige nederlagen leden, nl.: Methuen op 10 Dec. bij Magersfontein tegenover Cronjé, Gatacre op 10 Dec. bij Sormberg en Buller zelf op 15 Dec. bij Colenso tegenover Botha, die aan de Tugela het beleg van Ladysmith dekte.

2) Het optreden van Roberts. In plaats van Buller werd nu Roberts (chef van den staf: Kitchener) opperbevelhebber. De sterkte werd tot 160 000 man opgevoerd. Daar de nood in Ladysmith steeg, deed Buller nog eenige pogingen tot ontzet, die bij Spionkop (20— 25 Jan.) en Vaalkrans (5—8 Febr.) werden afgeslagen, hoewel Buller over 30 000 man beschikte. Methodisch rukte Roberts nu met 40 000 man, waarbij 15 000 beredenen, naar Kimberley.

Hij vermeed front-aanvallen en omtrok de Boeren door ver uitgehaalde bewegingen van zijn cavalerie onder French, die hen te paard bij Klipdrift doorbrak en op 15 Febr. Kimberley bereikte en ontzette. Cronjé, die met zijn hoofdmacht naar Bloemfontein trachtte te ontkomen, werd op 18 Febr. aan de Modderrivier bij Paardeberg omsingeld en gaf zich op 27 Febr. over. Op 13 Maart werd Bloemfontein door de Eng. bezet. Mede als gevolg van een en ander gaven de Boeren het beleg van Ladysmith op.

Alvorens naar Pretoria op te rukken moesten de Eng. zich te Bloemfontein reorganiseeren en hun verbindingen dekken tegen het zeer agressieve optreden van De Wet en De la Rey. Eerst begin Mei rukte Roberts met 65 000 man en 210 kanonnen op, de omtrekkingstactiek toepassend. Johannesburg werd op 31 Mei en Pretoria op 5 Juni bereikt. Methuen had op 17 Mei, te zamen met Plumer, Mafeking ontzet. Een beslissing was echter nog niet bevochten. De Boeren hadden — behalve bij Paardeberg — nog geen ernstige verliezen geleden en waren buiten de spoorlijn nog meester van het land.

Vandaaruit begonnen zij den „kleinen” oorlog tegen afzonderlijke Eng. troepen en tegen de verbindingen. Botha stond met een sterke macht ten Oosten van Pretoria (Diamond Hill, 11—13 Juni). Wel werden in den Vrijstaat op 29 Juli 4 000 Boeren in de Roode Bergen tot overgave gedwongen, doch De Wet wist met de kern der Vrijstaatschen te ontsnappen. Omstreeks dezen tijd overschreed Buller de Drakenbergen, waarna de spoorweg Durban— Pretoria in zijn handen viel.

Roberts kon nu door een gelijktijdigen aanval van het Westen en van het Zuiden uit zich meester maken van den zetel der Transvaalsche regeering (Machadodorp) en van de eenige verbinding met neutraal gebied (Delagoabaan). Na het verloren gevecht van Bergendal (27 Aug.) loste het leger van Botha zich op. President Krüger begaf zich aan boord van het Ned. oorlogsschip „Gelderland” naar Europa.

3) De guerilla. Officieel proclameerde Engeland thans de annexatie van de Boerenrepublieken. Roberts ging naar Engeland terug, denkende, dat zijn opvolger (Kitchener) den toestand kon beheerschen. Hoewel de Eng. ong. 200 000 man in het veld hadden, zou het nog twee jaren duren voor de vrede kon worden geteekend ! De Wet en Steyn hadden 3 000 man verzameld, die sterk aanvallend optraden en zelfs tweemaal de Kaapkolonie binnenvielen. In het Noord-Westen trad De la Rey op gelijke wijze op, in het Lijdensburger district handelde Viljoen en in het Ermeloër district Louis Botha insgelijks. De Transvaalsche regeering handhaafde zich in het Noorden te Pietersburg tot 8 April 1901, toen deze plaats door Plumer werd bezet.

Niettegenstaande dit succes was de toestand voor de Eng. niet gunstig. De gevangenen en de vrouwen en de kinderen, die in concentratiekampen waren ondergebracht, vormden een groote zorg voor het Eng. bestuur, terwijl anderzijds de strijdende Boeren ontheven waren van de zorg voor de hunnen en aanvulling van hun behoeften verkregen door het vermeesteren van grootere en kleinere Eng. voorraden. De Eng. cavalerie leed groote verliezen aan paarden, vele vrijwilligers keerden naar Engeland terug. Kleine aanvallen van de Boeren waren aan de orde van den dag.

Hiertegen trad Kitchener op door het doen aanleggen van „blokhuislijnen”, waardoor de bewegingen van de Boeren werden beperkt en de spoorlijnen werden beschermd. Desniettegenstaande bleven de Boeren actief. Zij vielen herhaaldelijk de Kaapkolonie binnen (bezetting van Jamestown door Kritzinger op 2 Juni 1901) en deden onder Botha een inval in Natal, waar op 17 September Gough bij Bloedrivier Poort werd verslagen. Dit noodzaakte de Eng. om telkens zeer sterke troepen in te zetten, waarvan weer andere Boerenaanvoerders (De la Rey in het Westen, De Wet en Smuts in den Vrijstaat) gebruik maakten om hun slag te slaan.

Ten slotte echter werd De Wet door 17 000 Eng. uit het Oosten van den Vrijstaat verdreven en werd Botha door 16 000 man onder Bruce Hamilton gedwongen naar het Vrijheidsdistrict terug te trekken. Wel maakte De la Rey hiervan gebruik om aan te vallen en nam hij o.a. bij Tweebosch 600 man onder Methuen gevangen (7 Maart 1902), doch daar Kitchener in het Zuiden en het Oosten de handen vrij had, kon hij zich tegen De la Rey wenden en versloeg hij dezen op 11 April bij Roode Val.

Omstreeks dezen tijd stonden nog 23 000 Boeren in het veld tegenover 250 000 Eng., die het grootste gedeelte van het land, dank zij de blokhuizen, in vast bezit hadden. Het einde was niet ver meer ! Niettegenstaande den tegenstand van De Wet werd op 31 Mei 1902 de Vrede van Vereeniging gesloten, waarbij de Boerenrepublieken werden geannexeerd.

L i t.: History of the War in South Africa, 1899— 1902, compiled by the Direction of His Majesty’s Government (4 dln.); Kriegsgeschichtliche Einzelschriften 32-35 (Berlijn 1904—1908).

v. Voorst.

< >