Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Kaapkolonie

betekenis & definitie

Hollandsche nederzetting aan de Tafelbaai, nabij de Kaap de Goede Hoop, gesticht in 1652, sindsdien steeds uitgebreid en bij de vorming van de ➝ Unie van Zuid-Afrika in 1910 in dit staatsverband gevoegd als Kaapprovincie. In de omgangstaal: „die ou kolonie”, of: Kaapland.

Voor de aardrijkskunde, economie, enz. van de Kaapkolonie, zie onder ➝ Unie van Zuid-Afrika. Hier volgt alleen een geschiedkundig overzicht tot 1910 het tijdstip waarop de geschiedenis van Kaapkolonie, Oranje-Vrijstaat, Transvaal en Natal samenvalt.

De praehistorie der K. eindigt in 1652. Vaag is daaruit ondersteld of bekend het gouddelven onder Salomon en Hyram (Ophir), een reis om geheel Afrika onder pharao Necho, de ontdekking van de Kaap de Goede Hoop in 1487 door Bartholomeo Diaz en van Natal in 1497 door Vasco da Gama. Als aanloophaven voor water, melk en vleesch was de Tafelbaai in de 16e en de eerste helft der 17e eeuw bekend, tot in 1652 (7 April) de Vereenigde Oost-Indische Compagnie daar onder Jan van Riebeek een Ned. nederzetting stichtte als rust- en herstellingsoord op den zeeweg Amsterdam-Batavia. Van hieruit is, tegen den wensch der Compagnie, het land allengs gekoloniseerd, waaraan ook meewerkten de ca. 200 Hugenoten, in 1688 en ’89 aldaar geland. Stellenbosch werd als eerste plaats buiten Kaapstad in 1688 gesticht. In 1672 waren er 600 Blanken, in 1700 waren er 1200 en gedurende de 18e eeuw groeide hun aantal tot 27000. Bij hun doordringen Oostwaarts stuitten zij op de Bantoe’s, die in tien Kafferoorlogen (1779-1879) onderworpen werden.

Onder de Vereenigde Oost-Indische Compagnie werd de Kaapkolonie naar den geest des tijds als wingewest bestuurd. De „Heeren Zeventien” te Amsterdam leidden de lotgevallen op economisch (handels- en landbouw-)gebied, evenzoo op politiek (naturellen- en taalbeleid) en kerkelijk en onderwijsterrein. Aan den kant der bewoners ontstond een groeiend verzet, dat aandrong op vrijen handel en vertegenwoordigende instellingen, met het gevolg, dat in aansluiting aan democratisch-republikeinsche tradities vertegenwoordiging der burgerij werd toegestaan op den Raad-Politiek en bij de magistratus minores als landdrost en heemraden.

Als steunpunt op handelsgebied, vooral om haar strategische waarde, namen de Engelschen gedurende de Napoleontische oorlogen in 1796 de K. in bezit, tot zij bij den Vrede van Amiens (1803) aan de Bataafsche Republiek terugviel, die onder De Mist een beleid voerde, geheel afwijkend van het exploitatie-principe van de V.O.I.C. en de 17e eeuw. In 1806 heroverden de Engelschen de Kaap. Bij den strijd tusschen wit en zwart kwam er gedurende een „eeuw van onrecht” een cultuurstrijd tusschen Brit en Boer. In 1820 landden er 20000 Britsche immigranten aan de ➝ Algoa-baai (Port Elizabeth). De Engelschen voerden een naturellenpolitiek, die hen in botsing bracht met het patriarchale beleid der Holl.kolonisten; ook anderszins werden dezen door Britsch imperialisme, d.i. heersch- en hebzucht, gestuit in hun spontane ontwikkeling, en in 1836 verlieten 10000 Afrikaners, een vierde der bevolking, hun woonsteden ter wille van hun vrijheid (Groote Trek). ➝ Dingaansdag. Zij stichtten eigen republieken over een uitgebreid gebied tot aan de Limpopo, later gegroepeerd in Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal. Zoodra een geordend bestuur gevestigd was, roofde de Brit deze landen, hetgeen aanleiding gaf o.a. tot de Vrijheidsoorlogen van 1880-’81 en 1899-1902. Vgl. verder ➝ Boerenoorlog en ➝ Unie van Zuid-Afrika.

Besselaar.