* 1469 of nog vroeger te Oberehnheim, † 23 Aug. 1537 aldaar. Waarschijnlijk Franciscaan te Straatsburg, 1490; bezocht vele universiteiten.
Als humanist schreef hij leerboeken over logica, metriek en rechtsgeleerdheid en vertaalde hij Vergilius. Hij trad met hart en ziel op voor de hervorming der Kerk, in zijn geestige, dikwijls burleske, niets ontziende preeken en zijn felle, bijtend satyrische schriften, meestal in vers: De Narrenbeschwörung (1512), onder invloed van Brant, doch met grooter uitdrukkingskracht en met phantasie, waarin hij alle maatschappelijke standen geeselde; de nog fellere Schelmenzunft (1512) en het zich daarbij aansluitende Mühle zu Schwindelsheim und Gredt Müllerin Jarzeit (1515).
In Luther had hij, als vele Humanisten, als nog Erasmus bijv., aanvankelijk een strijdgenoot erkend; maar nadat hij had ingezien, waar deze heenvoerde, trad hij onversaagd tegen hem op, vooral inzijn hevigste van alle satyren Von dein grossen Lutherischen Narren wie ihn Dr. Murner beschworen (1522). Bij den boerenopstand te Straatsburg in 1526 vluchtte hij naar Zwitserland en kwam eindelijk als pastoor naar zijn geboorteplaats. Door de aanhangers van Luther en Zwingli fel belasterd, wordt hij door het onpartijdige oordeel der geschiedenis nu algemeen erkend als een der meest verdienstelijke Kath. strijders tegen de opkomende Hervorming. Uitg.: behalve afzonderlijke uitg. van de meeste zijner werken de alg. uitg. onder leiding van F. Schub (9 dln. 1918-’31). — Lit.: v. Liebenau, Der Franciskaner M. (1913); Merker, Murnerstudien (L917); Scherrer, T. M.’s Verhältniss zum Humanismus (1927).
V. Mierlo.