Belg. historicus. * 11 Jan. 1818 te Brussel, ✝ 10 Aug. 1888 aldaar. Hij werd ambtenaar aan het ministerie van Onderwijs (1840), prof. aan de Militaire school (1872) en aan de Krijgsschool (1879) en lid van de Kon.
Academie (1856). Hij wijdde zich aan het verspreiden van de geschiedenis onder het volk, eerst zonder wetensch. vorsching, maar reeds met onpartijdigheid.
Zijn Hist. de Belgique genoot grooten bijval (1840). Meer geleerde werken volgden in groot getal; hoewel hij zelf geen archiefonderzoek ondernam, steunde hij meestal op bronnenmateriaal.
Hij behandelde bij voorkeur de Belg. revoluties van de 16e en 19e eeuw. Hij was een der baanbrekers der nationale geschiedenis.Verdere werken: o.a. Hist. de la révol. belg. de 1790 (1846); Hist. du congrès nation. de Belg. (2 dln. 1850; 1861 ; 1880); Hist. de la révol. des Pays-Bas sous Philippe II (2 dln. 1863-’67); Hist. des États-Généraux des Pays-Bas (2 dln. 1859); Les fondateurs de la monarchie belg. (17 dln. 1867-’82).
Lit.: P. Henrard, Notice sur Th. J. (Annuaire de l’Acad. royale de Belg., 1890, met volledige bibliographie). Willaert.
