Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stormvloed

betekenis & definitie

Sterke verhooging van den waterspiegel op vlakke kusten, in trechtervormige inhammen e.d. ten gevolge van zware oplandige stormen. Het verschijnsel heeft dus feitelijk niet met de getijden te maken, maar natuurlijk is deze verhooging nog grooter, wanneer gelijktijdig de stormwind in de richting van den vloedstroom blaast en het tevens springtij is. Berucht voor de s. zijn de kusten van Noord- en Oostzee, van Voor-Indië en Texas. In 1872 bereikte de verhooging in Mecklenburg ca. 3,5 m, in 1825 op de Friesche kust 5 à 6 m.

De s. kunnen groote overstroomingen en daardoor geweldige verwoestingen veroorzaken. In Nederland zijn vooral berucht: de eerste Allerheiligenvloed op 1-2 Nov. 1170, waarbij de Zuiderzee een sterke vergrooting onderging, de Allerheiligenvloed (de bekendste) van 1-2 Nov. 1570, waarbij vrijwel alle Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche eilanden overstroomd werden, en de St. Elisabethsvloed van 1421, waarbij de Biesbosch ontstond. De plotseling hoog oploopende en toestroomende golven veroorzaakt door cyclonen, typhonen en aardbevingen, duidt men aan met den term ➝ vloedgolf. Wissmann.

< >