Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stille Oceaan

betekenis & definitie

(ook: Groote Oceaan, Stille Zuidzee, Pacific), de grootste en diepste der drie oceanen, tusschen Azië, Australië en Amerika.

Grenzen Met den Atlant. Oceaan: de meridiaan van 67°W. of de verbindingslijn Kaap Hoorn—ZuidShetlandseil.; met den Ind. Oceaan: de meridiaan van 147°0. of de lijn Zuidkaap (Tasmanië)—Macquarie-eil.—Balleny-eil.—Kaap Adare. Vroeger werden de poolcirkels als N. en Z. grens beschouwd, tegenw. worden de zeeën daarbinnen ook tot den S. O. gerekend.

Oppervlakte ca. 177,3 millioen km2, zijnde meer dan de helft van de totale opp. der zee op aarde en bijna 18 maal de opp. van Europa. Hiervan nemen de randzeeën ca. 13,86 millioen km2 in. Deze randzeeën zijn: Beringzee, Zee van Ochotsk, Japansche Zee, Gele Zee, Noord- en Zuid-Chineesche Zee, de Zeeën van den Ned.-Ind. Archipel (behalve de Timor-zee en Arafoera-zee, die tot den Ind. Oceaan gerekend worden), de Ross-zee en de Golf van Californië.

Diepte en zeebodem De diepte is nog onvolledig bekend, vooral in het Z.O. gedeelte. Gem. diepte ca. 4 300 m. Ongeveer de helft van den S. O. wordt gevormd door een groot centraal bekken met 4 à 5 000 m diepte, begrensd door Nieuw-Zeeland, Tonga-eil., Marshal-eil., Marianen, Bonin-eil., Japansche eil., Aleoeten, Westkust N. Amerika tot 25° N. en verder een uitgestrekten, ong. 3 000 m diepen, plaatselijk tot plateau verbreeden, boogvormigen rug, die ten Zuiden van Nieuw-Zeeland op het Zuidpoolland aansluit. Opvallend zijn de buitengewoon diepe randinzinkingen aan de Oostzijde van vsch.

Westel. eilandengroepen. De belangrijkste daarvan zijn: Kermadec-randinzinking (9 427 m), Tonga-r. (9 184 m), Bougainviller. (tusschen Bougainville-eil. en Nieuw-Guinea, 9 140 m), Marianen-r. (9 636 m en 9 814 m), Yap-r. (7147 m), Palau-r. (8138 m), ➝ Philippijnen-r. (10 830 m en 10 170 m, de grootst bekende diepte op aarde), Bonin-r. (7575 m), Rioc-Kioe-r. (7480 m), ➝ Japansche r. (8512 m en, even ten Z. van de eigenlijke trog, 9435 m, op 31° N.) en Aleoeten-r. (7318 m). Ook op de Amerik. Westkust vindt men enkele dgl. randinzinkingen: Acapulco-r. (5321 m) en de Atacama-r. (7635 m) in het Chileensche-Peruaansche bekken, een bekken tusschen den bovenvermelden rug en de Amerik. kust. Tusschen de Noordkust van Australië en Nieuw-Guinea treft men het Sahoel-plateau aan, met hoogstens 100 m water. De tallooze eilanden in den S.

O. liggen bijna alle ten Z.W. van de lijn Tokio-Kaap Hoorn. De zeebodem bestaat voor 61% uit roode diepzeeleem, verder uit globigerinenslib nabij den aequator, in het Z.O. kwadrant en, vermengd met veel koraal, tusschen Australië, Nieuw-Guinea, Tonga-eil. en Nieuw-Zeeland. Bij de Aleoeten en ten Zuiden van ca. 65° Z. vnl. diatomeeën-slib.

Het zoutgehalte is in het algemeen geringer dan in de andere oceanen. Op den aequator bedraagt het in het Oostelijk ⅔ deel 35‰, in het Westelijk deel (afgezien van den Ind. Archipel) nauwelijks 34,5 ‰. Men heeft een ovaal vormig maximum, boven 35‰, bij den Kreeftskeerkring van ca. 137° O. tot ca. 138° W., en een, boven 36‰, tusschen ca. 12° en ca. 26° Z., en 150° en 98° W., vanwaar het zoutgehalte gelijkelijk naar de polen toe af neemt. Op 55° Z. bedraagt het 34‰, in de Beringzee 30-32‰. Het zoutgehalte van het bodemwater is bijna overal 34,65‰.

Zeewatertemperatuur Een breed gebied met oppervlaktewater van boven 25° C strekt zich uit van Azië en Australië naar Amerika. De grenzen daarvan liggen aan de Westzijde in Febr., Mei, Aug. en Nov. resp.: op 20° N. en 23° Z.; 23° N. en 21° Z.; 38° N. en 6° Z.; 23° N. en 21° Z.; aan de Oostzijde resp. op: 19° N. en 10° Z.; 20° N. en 0° Z.; 22° N. en 0° Z.; 22° N. en 0° Z. Aan de kust van Z. Amerika wordt dat gebied door den kouden Peru-stroom van het land verwijderd gehouden. In dit groote gebied bevindt zich nog een gebied met 28° a 29° C temperatuur tusschen ca. 10° N. (maximum 23° N. in Aug.) en ca. 10° Z. (max. 15° Z. in Febr.), hetwelk zich uitstrekt in Febr. van 130° O. tot 175° W., in Mei 110° O. tot 165° W., in Aug. van de Oost-Australische kust tot 170° W. en in Nov. van 130° O. tot 160° W. Ook aan de Z.

W. kust van Middel-Amerika (bij de Golf van Tehuantepec) vindt men een dergelijk gebied (max. Mei boven 29° C, minim. 27° in Febr.). Vanaf dit warme gebied neemt de temperatuur naar de polen regelmatig af en bedraagt in de Beringzee ongeveer +1° C. en op 60° Z. ongeveer + 5° C. Aan de Z. Amerikaansche kust heeft op vele plaatsen opstrooming van het koude dieptewater plaats, waardoor o.a. op den aequator tusschen 90° en 100° W. in Febr. de temp. onder +19° C daalt. Met uitzondering van de Noordelijke en Zuidelijke uiteinden bedraagt de watertemp. op 1000 m diepte overal meer dan +5° C.

Ook de bodemtemp. is hoog; in den Noordelijken S. O. tot 6000 m diepte nog +1,6° C, bij de Philippijnen +1,7° C, op den breeden rug in het Z.O. kwadrant +1,5° à +2° C.

Kleur Nog onvoldoende bekend; aan de Amer. kust veelal groen, in de tropen veelal lichtblauw.

Getijden Behalve die in den Ned. Ind. Archipel, op de Oostkust van Azië en bij de groote havens, zijn deze nog slecht bekend. Midden in den Oceaan en op de tallooze verspreide eilanden aldaar bereikt het springtij slechts een hoogte van 1 à 1,5 m boven den middenstand. Het verval is aanmerkelijk grooter en de getijstroom veel krachtiger in de fjorden van Alaska, Canada en Chili en in de smalle passages tusschen de Japansche Eil. en de Philippijnen, alsmede in de Golf van Californië en van Carpentaria. In het Portlandkanaal bereikt het springtij een hoogte van 8,2 m boven den middenstand. In de Georgia-straat bereikt de vloedstroom bij springtij een snelheid van 12 mijl, in Straat Naroeto (tusschen Sjikokoe en Awasji) een van 11 mijl.

Luchtbeweging, temperaturen, enz De luchtbeweging wordt voor een groot gedeelte beheerscht door de passaten, beïnvloed door de heerschende moessons. Er is belangrijk verschil tusschen de winter- en zomermaanden.

Januari. Tusschen 25° N. en 5° N. aan de Aziatische zijde en 30° N. en 10° N. aan de Amer. zijde heerscht de N.O.-passaat. Deze buigt in het Westen naar links om en gaat over in den N.W.-moesson, welke tot ca. 15° Z. en ca. 170° O. reikt. De Z.O.-passaat heerscht op de Amer. kust tusschen ca. 2° N. en ca. 35° Z., welk gebied zich tongvormig uitstrekt tot ongeveer 180° W. op den evenaar. Een tweede gebied van den Z.O.-passaat bevindt zich op de Oostkust van Nieuw-Holland (Australië) tusschen ca. 15° Z. en ca. 25° Z. tot ongeveer 155° O. Tusschen deze beide gebieden van den Z.O.-passaat heerschen ongestadige Oostelijke winden. Tusschen N.O.- en Z.O.-passaat bevindt zich de stiltegordel, welke vooral in het Oostelijk deel tot ontwikkeling komt.

Juli. De N.O.-passaat staat in het Oosten door tusschen ca. 38° N. en ca. 23° N. op de Amer. kust, bereikt spoedig als Zuidelijke grens 10° N. en eindigt op ongeveer 150° W., waarna hij geleidelijk naar rechts ombuigt. De Z.O.-passaat heerscht over het geheele gebied tusschen 5° N. en 25° Z., buigt in het Westen op Noorderbreedte naar rechts om en gaat over in den Z.W.-moesson. De stiltegordel is als in Jan., doch meer uitgesproken, vooral nabij de kust van Middel-Amerika. In beide jaargetijden heeft men ten Noorden van den N.O.-passaat eerst een gebied van omloopende winden, daarna van Z.W. tot W. winden; ten Zuiden van den Z.O.-passaat eerst omloopende, daarna N.W. tot W. winden. Gewone stormen komen veelvuldig voor in het gebied der Westenwinden ten N. van 40° N. en ten Z. van 40° Z., overigens weinig in den S.

O., vooral niet in de Oosthelft, behoudens bij het Zuiden van Z. Amerika. Des te gevaarlijker zijn de tropische cyclonen, vooral bij de Mexicaansche kust en tusschen Australië en de Marquesas-eil. Bijzonder berucht zijn de gevaarlijke stormen en ➝ typhonen in het N.W. gedeelte van den S. O. De luchttemp. neemt vrij regelmatig van den aequator naar de polen af.

Een breede strook langs den aequator heeft steeds een temp. van 25° tot 27,5° C. De grens van 0° C ligt op het N. halfrond in Febr. bij de Aleoeten, terwijl in Aug. de Beringzee nog een temp. van +5° tot +10° C heeft; op het Z. halfrond ligt de grens van 0° C in Febr. op ongeveer 68° Z., in Aug. op ca. 59° Z.

Zeestroomen Evenals in den Atl. Oceaan, vormen de zeestroomen op het N. halfrond een rechts omgaanden gesloten kring, op het Zuidelijk halfrond een links omgaanden. Het beeld is alleen minder scherp en tevens ook minder goed bekend. Onder den invloed van den N.O.-passaat ontstaat de Noordelijke Aequatoriaalstroom, welke tusschen ca. 5° N. en ca. 20° N. naar het Westen trekt, bij de Philippijnen naar rechts ombuigt, als ➝ Koero Sjiwo langs Japan stroomt, verder in Oostelijke richting tusschen ca. 35° N. en ca. 40° N. naar Amerika oversteekt en aldaar den Californischen Stroom vormt, welke weer rechts ombuigende in Z.W. richting op het begin van den N. Aeq. stroom bij de Sandwich-eil. aansluit. Een links omdraaiende tak van de uitloopers van den Koero Sjiwo vormt het begin van den Alaska-stroom.

Uit de Beringzee stroomt in Z.W. richting de koude ➝ Oja Sjiwo. De Z. Aeq. stroom ontstaat ten gevolge van den Z.O.-passaat, hij begint op ongeveer 95° W., loopt tusschen ca. 2° N. en ca. 10° Z. om de West tot hij tegen de groote eilanden stuit. Het grootste gedeelte buigt eerst naar het Z.W., daarna Z. en Z.O. om en sluit als Oost-Australische Stroom aan op de Westwindendrift. Laatstgenoemde trekt in O. richting naar Kaap Hoorn.

Een gedeelte ervan buigt links af als Perustroom, welke weder op het begin van den Z. Aeq. stroom aansluit; het andere gedeelte passeert als Kaap-Hoornstroom de Zuidpunt van Amerika. Een gedeelte van den Z. Aeq. stroom buigt bij de ontmoeting der groote eilanden rechts af en vormt het begin van den Aeq. tegenstroom, welke in Oostelijke richting over den geheelen Oceaan tusschen ca. 5° en ca. 10° N. loopt en vooral ’s zomers tot ontwikkeling komt.

Mist komt vooral op hooge Noorder- en Zuiderbreedte voor. Vooral ’s zomers heerscht veel mist ten Z.O. van Kamtsjatka en ten N.O. van Japan (in Juli ruim 55% der dagen), verder op de Westkust van Californië en bij den Peru-stroom.

IJs De Noordelijke S. O. is ’s zomers ijsvrij, ’s winters loopt de ijsgrens van 40° N. op de Aziatische kust naar de Noordpunt van Jesso en in den eigenlijken Oceaan van Straat Tsoegaru in N.O. richting naar de Beringzee, welke laatste evenals de Zee van Ochotsk vol ijs is. Op het Z. halfrond komt het pakijs zelfs in den winter zelden verder dan 62° Z. Drijfijs en ijsbergen blijven gewoonlijk op hooger breedte dan 62° Z. in het Westen en 62° Z. bij Kaap Hoorn. Tusschen 150° en 110° W. heeft deze ijsgrens een sterke uitbuiging naar den evenaar toe, tot ca. 45° Z. en in de ijsjaren 1855, 1883 en 1892 zelfs nog iets Noordelijker. In 1885 werd ook op 40° Z. en 170° W. een ijsberg gezien.

Ontdekking, onderzoek, enz De S. O. werd het eerst door Europeanen gezien in 1513 door Vasco Nunez de Balboa vanaf de landengte van Panama. Van hem is de naam Zuidzee afkomstig. Magalhaes doorkruiste haar in 1520-’21 en noemde haar Stillen Oceaan. De naam Groote Oceaan is afkomstig van Buache (1752). De belangrijkste ontdekkingen in den S.

O. werden gedaan door James Cook (1771-’79) en verder op de verschillende speciale oceanographische expedities. ➝ Diepzee-onderzoek. In de laatste decenniën gebeurt het onderzoek vooral door Japan en de Vereenigde Staten van Amerika onder leiding van den National Research Council en het Carnegie Institution te Washington.

Vischvangst De S. O. is wegens zijn gering stikstofgehalte armer aan visch dan de andere oceanen, vooral in het Z.O. deel. Zeer vischrijk zijn de wateren bij China, Japan, Alaska en Chili. Uitgebreide visscherij heeft plaats in Ned.-Indië, bij Canada (kabeljauw en haring), Siberië (zalm en steur), maar vooral bij Japan en China (haring, sardines, makreel, tonijnen, aal, zeetong, tripang enz.). In het N. en Z. van den S. O. walvisch- en robbenvangst.

Telegraaflijnen, scheepvaart, enz Behalve de telegraaflijnen op de Oostkust van Azië, in den Ned.-Ind. Archipel, langs de kust van Alaska, Midden- en Zuid-Amerika, zijn van belang de twee kabels, die den S. O. oversteken. De eene loopt van Hongkong over Manilla, Guam, Honoloeloe naar San Francisco, de andere over Brisbane, Serva (Fidji-eil.), Fanning naar Vancouver. Tegenwoordig komen steeds meer draadlooze telegraphie-verbindingen tot stand. De scheepvaart is zeer toegenomen sedert de opening van het Panama-kanaal in 1914. De belangrijkste havens zijn: Vancouver, San Francisco, Panama, Callao, Sydney, Brisbane, Soerabaja, Singapore, Hongkong, Sjanghai en Jokohama.

Politiek belang De grootste belangen bij de toestanden in en bij den S. O. hebben Engeland, de Vereenigde St. v. Amerika en Japan. Waar laatstgenoemd rijk, door overbevolking en sterke industrialisatie, export-gebieden behoeft en verder gebrek aan vele grondstoffen heeft, komt het in zijn streven naar verdere expansie voortdurend in conflict met de beide andere groote mogendheden. Daar Japan ook in China verdere economische, politieke en ook territoriale voordeelen nastreeft, zijn de conflicten tusschen deze beide staten in de laatste jaren permanent, en leiden telkens tot bloedige botsingen, zooals sinds 1937 tot het thans nog voortdurende „conflict”. Dat zulks tot hoogst ernstige gevolgen kan leiden, ook met andere landen, wier belangen nu of in de toekomst benadeeld kunnen worden, is zonder meer duidelijk; vandaar dat deze Oost-Aziatische questie een van de meest gevaarlijke vraagstukken is van den tegenwoordigen tijd.

Lit.: O. Krümmel, Handb. der Ozeanographie (2 dln. 1907-’11); G. Schott, Geographie des Indischen und Stillen Ozeans (1935). Wissmann.