(Chineesch), in Ned.-Indië gebruikelijke benaming voor de pas uit China geëmigreerde volbloed-Chineezen, tegenover laukèh = oudgasten-volbloeds, en peranakans = in Ned.Indië geboren al of niet raszuivere Chineezen. Ze zijn meerendeels afkomstig uit het Z. deel van de Chin. provincie Fokien en Kwangtoen (Kanton).
Bijna alle s. behooren uit den aard der zaak tot de mindere volksklasse en komen als → koeli werken op ondernemingen van land-of mijnbouw (Sumatra’s Oostkust, Borneo’s Westerafdeeling, Bangka en Billiton). De s. zijn zeer sober, zoodat ze van hun geringe verdiensten nog een gedeelte kunnen overmaken naar in China achtergelaten familie.
Meer dan de andere groepen onderhouden ze contact met het moederland.De tegenw. econ. crisis heeft het aantal s. sterk doen terugloopen, doch verwacht mag worden, dat in betere tijden de immigratie weer zal toenemen. Zie ook → Singkèli-Nederlandsch. Olthof.