Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Schuttersgilde

betekenis & definitie

A) In de middeleeuwen was het schuttersgilde een vereeniging van burgers, tot geregelde oefening in den wapenhandel, in Ned. ontstaan in de 14e eeuw. Behalve de dienst voor de vorsten was ook de verdediging der eigen haardsteden aan deze gildebroeders in het bijzonder opgedragen; voorts hadden zij ook de zorg voor het herstel der orde in geval van oproer of tumult.

Zij stonden dus in den dienst en onder het gezag van de openbare macht. Juist uit hoofde hunner verplichtingen tot „beschutting” der stad tegen den in- en uitwendigen vijand, werden ze „schutters” genoemd, niet, gelijk velen gemeend hebben, om de hanteering van schietgeweer.

Zij waren geen schieters, maar beschutters, zoodat het ook geenszins een contradictio in terminis is, wanneer ook schuttersgilden worden aangetroffen, die met pieken of zwaarden waren gewapend.De s. waren voorloopers van de latere stedelijke ➝ schutterijen.

B) In den modernen tijd zijn de schuttersgilden als private vereenigingen van sport en vermaak blijven voortbestaan in Gelderland, Zeeland, Brabant en vooral in Limburg, waar bijna ieder dorp zijn schutterij heeft, georganiseerd in den Limburgschen Bond van schutterijen. De meeste schutterijen zijn gekleed in oude legeruniformen met veel gouden en zilveren koorden, tressen en kwasten en hooge pluimen. Zij zijn uitgerust met sabels en geweren van oud model. Zij treden op ter begeleiding van de „bronk”, d.i. de jaarlijksche sacramentsprocessie, bij het inhalen van nieuwen pastoor, burgemeester en neomist. De zegen met het Allerheiligste wordt door hen met geweersalvo’s en kamerschoten (donderbussen) begeleid. Sommige schutterijen, bijv. die te Gronsveld, hebben nog de „bijlmannen”, die met hooge beremutsen op en met bijlen gewapend voor de processie uit loopen en op den weg geplaatste hindernissen opruimen, een herinnering aan den Franschen tijd, toen sommige elementen het uittrekken der processies trachtten te beletten.

Op het jaarlijksche schuttersfeest, waar de pastoor het eerste en de burgemeester het tweede schot pleegt te lossen, wordt op den vogel geschoten. Die den soms al vaak geraakten vogel naar beneden schiet, wordt tot koning uitgeroepen. Hij draagt bij alle plechtigheden het schutterszilver op borst en rug, bestaande uit vele vaak eeuwenoude gegraveerde platen en zilveren vogels. Op enkele dorpen kent men ook de waardigheid van keizer voor den schutter, die meerdere malen achter elkander het koningschap verwerft. Op de schuttersfeesten, waar soms tot vijftig schutterijen bij elkander zijn, neemt behalve het prijsschieten, de optocht een voorname plaats in en worden ook prijzen gegeven voor de beste houding in den optocht, voor de mooiste uniformen, voor den besten trommelaar, voor den kranigsten koning, den oudsten schutter en de verstkomenden. In Brabant worden nog wedstrijden gehouden in het vendelzwaaien.

In Maastricht bestaat nog het boogschuttersgild der Sebastianen, gesticht in de 14e eeuw, waarvan de leden de handboogsport beoefenen, doch niet in het publiek optreden.

Lit.: J. A. Jolles, De schuttersgilden en schutterijen van Limburg (in: Public, d. Limb. 1936 jg. 72 en 1937 jg. 73); id. van Gelderland (in: Gelre’s Bijdragen XXXIV 1931); id. van Noord-Brabant (in: Uitg. v. h. Prov. Genootsch. v.

K. en W. in N. Br. 1933-’34); id. van Zeeland (in: Uitg. v. h. Zeeuwsch Genootsch. v. Kunsten en Wetensch. 1934); C. te Lintum, Onze Schuttervendels en Schutterijen 1550-1908 (1910).

C) Folklore

Door de s. zijn vsch. folkloristische gebruiken bewaard gebleven, zooals het draaksteken te Beesel en het Evermarusspel te Rutten bij Tongeren.

Vroeger bakte men ook gildekoeken, vierkante krentenkoeken, die verorberd werden bij het bier op den feestmaaltijd; hiervoor werd ook een gilde-kalf of gilde-os geslacht, welk dier eerst, met bloemen en kransen behangen en de horens verguld, in optocht door de stad was rondgeleid.

< >