1° Grieksche nomos (= departement), omvattende o.a. de eilanden S. en Ikaria, 792 km2, ca. 70.000 inw. (1928).
2° Grieksch eiland nabij de kust van Klein-Azië, opp. 468 km2, ca. 60.000 inw. (1928). Het midden is bergachtig (tot 1440 m hoog), aan Z. en O. kant vooral liggen vruchtbare vlakten, waar men den bekenden Samoswijn en graan teelt. Hoofdstad: Vathy (ca. 8000 inw.). Hoek.
Het Oude Jonische S., bekend om scheepvaart, handel en kunstzin, beleefde zijn hoogsten bloei in de 6e eeuw v. Chr. onder → Polycrates. In Klassieken en Hellenistischen tijd beleefde het een voortdurende wisseling van politieke constellatie, totdat het in 129 v. Chr. bij de Romeinsche provincie Asia werd ingedeeld. Duitsehe opgravingen brachten talrijke Antieke resten, met name een Hera-tempel, aan het licht.
Lit.: Bürchner, S. im Altertum (in: Pauly-Wissowa, Realenz. klass. Altert., s. v.). W. Vermeulen.