Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Departement

betekenis & definitie

Departement - 1° gewestelijke indeeling van het grondgebied, die in Frankrijk werd ingevoerd bij toepassing van het decreet van 22 Dec. 1789—8 Jan. 1790. Met de vroegere indeeling in provinciën werd geen rekening gehouden: 86 d. werden ingericht, met een eenvormig bestuur.

Weldra werd de leiding in hoofdzaak toevertrouwd aan den prefect (préfet), agent van de Centrale Regeering; de bevoegdheid van den gekozen Algemeenen Raad (Conseil général) was en is steeds beperkt gebleven. Na de aanhechting bij Frankrijk vervingen de d. de vroeger bestaande Belgische en Nederlandsche provinciën, waardoor elke territoriale zelfstandigheid werd afgeschaft.

Belgische departementen in den Franschen tijd. Na 9 Vendémiaire jaar IV (1 Oct. 1795) werden de Belg. provinciën evenzooveel departementen, elk met een nieuwe benaming: de Dijle (Brabant), de Schelde (Oost-Vlaanderen), de Leie (West-Vlaanderen), Jemappes (Henegouwen), de beide Nethen (Antwerpen), de Ourthe (Luik), Samber en Maas (Namen), de Beneden-Maas (Limburg), de Wouden (Luxemburg). Door de Nederlandsche grondwet werden in 1814 de traditioneele benamingen hersteld.

V. Dievoet.

Nederlandsche departementen in den Franschen tijd (1795—1813). Bij de ➝ constitutie van 1798 werd het land verdeeld in 8 departementen, wier grenzen geheel afweken van de historische scheidingen (bijv. ➝ Bataafsch Brabant). Bij de constitutie van 1801 werden de oude namen en grenzen hersteld. Dit bleef zoo onder het koninkrijk Holland (1806—1810), behalve de splitsing van het oude gewest Holland en West-Friesland in de departementen Amstelland en Maasland, en de toevoeging van het departement Oost-Friesland, dat bij den vrede van Tilsit aan Holland (Nederland) werd afgestaan. Tijdens de inlijving bij Frankrijk (1810—1813) werd, behalve enkele wijzigingen (de vereeniging van Groningen en Drente tot Département de l’Ems occidentale, van Amstelland met Utrecht tot Département du Zuiderzee, van Westelijk Noord-Brabant met het Antwerpsche tot Département des deux Nèthes), de oude indeeling in stand gehouden, zij het onder geheel andere benamingen. In 1814 werd de oude territoriale indeeling hersteld.

Lit.: Geschiedkundige Atlas van Nederland (kaart 13, geteekend door A. A. Beekman, tekst van J. C. Ramaer, 1926).

Verberne.

2° De ministerieele departementen (ook wel genaamd ministeries) worden in Nederland ingesteld door de Koningin. Het zijn de bureau’s, die onder hun hoofden, de ministers, belast zijn met de uitvoering van de regeeringstaak van de Kroon (➝ Trias politica). De verdeeling van die taak over de departementen en hun aantal heeft in den loop der tijden telkens wijzigingen ondergaan. Thans (1934) zijn er tien.
1° Het dept. van Buitenlandsche Zaken, belast o.m. met de diplomatieke, consulaire en volkenbondszaken.
2° Het dept. van Justitie, belast o.m. met de navolgende zaken: de rechterlijke organisatie, de voorbereiding van de burgerlijke, handels- en strafwetgeving, het onderzoek der statuten van vereenigingen en naamlooze vennootschappen, meerderjarigverklaringen, wettigingen, naamsveranderingen, naturalisaties, een deel der zaken betreffende de eerediensten, de rijkspolitie, het gevangeniswezen, het toezicht op de vreemdelingen, enz.
3° Het dept. van Binnenlandsche Zaken, belast o.m. met de provinciale en gemeentezaken (benoeming burgemeesters), verkiezingszaken, het armwezen en krankzinnigenwezen, de posterijen, telegrafie en telefonie, het radiowezen, de centrale filmkeuring, pensioenzaken, de wachtgeldregeling, enz.
4° Het dept. van O n d e r w ij s, Kunsten en Wetenschappen, belast o.m. met de onderwijszaken, het archiefwezen, de monumentenzorg, het bibliotheekwezen, enz.
5° Het dept. van Financiën, belast met de zaken der rijksfinanciën, waaronder o.m. de begrooting, de boekhouding, de belastingen, de betalingen, het beheer van rijksgelden en staatsleeningen, het geld-, munt-, crediet- en bankwezen, enz.
6° Het dept. van Defensie, belast met de zaken van leger en vloot, alsmede met het loodswezen, de betonning, de verlichting, enz.
7° Het dept. van Waterstaat, belast met de rijkswaterstaatszaken, alsmede met het vervoeren mijnwezen.
8° Het dept. van Economische Zaken, o.m. belast met de behartiging van de belangen van handel, nijverheid, scheepvaart, landbouw en de visscherij, de handelspolitieke betrekkingen tot het buitenland (handelsverdragen), de uitvoering der octrooiwet, enz.
9° Het dept. van Sociale Zaken, o.m. belast met de zaken betreffende de arbeidersbescherming, de arbeidersverzekering, de werkeloosheidsverzekering en de arbeidsbemiddeling, de werkverschaffing, de steunverleening, de volksgezondheid, enz.
10° Het dept. van Koloniën, belast met de koloniale zaken.

Struycken.

Het departement van Eeredienst is, om de verhouding van Kerk en Staat in Ned. te regelen, in 1815 ingesteld voor den Kath., in 1818 voor den Prot. eeredienst. In 1868 werden beide departementen opgeheven; de zaken van den Herv. Eeredienst zijn sindsdien toevertrouwd aan den minister van Financiën, die van Kath. Eered. aan den minister van Justitie. Het bestaan dezer beide dept. is meermalen onderbroken. Aanvankelijk onder leiding van een directeur-generaal; sinds 1842 stond een minister aan het hoofd.

Lit.: P. Albers, Gesch. v. h. Herstel der Hiërarchie in de Ned. (I 1903, II 1904). de Haas.

Voor departementen in N.I., ➝ Ned.-Indië (Bestuur).

In België bestaat Departement niet meer in den zin van bestuurlijke onderverdeeling van het grondgebied, wel in de beteekenis van den bestuurlijken werkkring van elken minister met portefeuille, terwijl het woord „ministerie” meer doelt op den gouvernementeelen werkkring van de regeeringsleden.

Benaming der verschillende departementen met indeeling der werkzaamheden op dit oogenblik:

1° D. van Rechtswezen: rechterl. orden en notariaat; eeredienst; giften, legaten en fondaties; openb. onderstand, openbare veiligheid; burgerlijke en strafwetgeving; genademaatregelen; strafregister; statistieken; kinderbescherming; patronaat van de gevangenen; huwelijksdispensaties; naturalisaties; gevangenissen en weldadigheidsinstellingen; Staatsblad en wettenverzameling.
2° D. van Buitenl. Zaken: behoud en uitvoering der politieke en handelsconventies en tractaten; uitvoering der Koninklijke besluiten betreffende de benoeming van politieke of handelsagenten, hetzij van België in het buitenland, hetzij van het buitenland in België; buitenlandsche handel; adeldom en eereteekenen.
3° D. van Binnenl. Zaken: provincie- en gemeentezaken; kieskwesties; algemeene statistiek; militie; volksgezondheid.
4° D. van Openb. Onderwijs: lager onderwijs, normaal onderwijs; middelbaar onderwijs; hooger onderwijs en wetenschappen; schoone kunsten; letteren en openbare boekerijen; technisch onderwijs.
5° D. van Financiën: beheer der openb. gelden en van de ingeschreven schuld; comptabiliteit van de inkomsten en uitgaven van den staat; algemeen budget en andere ontwerpen van wet op de inkomsten en uitgaven; zetting, omslag en inning der belastingen; exploitatie van het staatsdomein; vervaardigen van de munten; nazicht van het goud en het zilver; openbare schuld; amortisatiekas en deposito- en consignatiekas; dienst van de mobilaire goederen; dienst van liquidatie der oorlogsschaden en der pensioenen van de burgerlijke slachtoffers van den oorlog; gemengde scheidsgerechten; dienst van nazicht en compensatie van schuldvorderingen.
6° D. van Landbouw: land- en tuinbouw; waters en bosschen; landbouwhydrauliek.
7° D. van Openb. Werken: bruggen en wegen; groote wegen; zeekust; havens; stroomen; bevaarbare rivieren en kanalen; polders en wateringen, burgerlijke staatsgebouwen; gebouwen en kazernen van de Rijkswacht; gemeentewegen; stedelijke wegen en buurtwegen; centrale dienst voor electriciteit en electromechaniek; dienst van het wegen verkeer; dienst van de schipperij.
8° D. van Econ. Zaken en Binnenlandschen Handel: mijnen; nijverheid; binnenlandsche handel; middenstand.
9° D. van Arbeid en Sociale Voorzorg: arbeid; sociale verzekering en voorzorg; ouderdomspensioenen.
10° D. van Vervoer: bestuur der geconcedeerde vervoerdiensten; zeewezen; luchtvaart.
11° D. van Landsverdediging: al wat het leger betreft.
12° D. van Koloniën: al de diensten; bovendien koloniaal museum; Koloniale School.
13° D. van Post, Telegrafie- en Telefonie: beheer der posterijen; regie van telegrafen en telefonen; radiophonie.

V. Boon.