A) Scheikundig.
R. werd reeds lang geleden door de Indianen van Zuid-Amerika gebruikt. De Lacondamine, die in 1735 een reis naar deze gebieden maakte, beschrijft een melksapgevenden boom, die door de inlanders Hévé werd genoemd. Het sap geeft bij indrogen een vaste elastische massa, cahutchu (< caa = hout, o-chu = stollen), gebruikt voor de vervaardiging van waterdichte kleedingstukken en onbreekbaar vaatwerk. Van techn. beteekenis werd de r. eerst na de ontdekking van het vulcanisatieproces door den Amerikaan Goodyear (1839) en den Engelschman Hancock (1843).
Het rubber-bevattende melksap wordt tegenwoordig vnl. gewonnen uit de Hevea brasiliensis, die in Brazilië in het wild voorkomt, maar sinds 1890 in talrijke tropische streken wordt gekweekt. De centra van de rubbercultures zijn het Malaka-schiereiland, Ned.-Indië en Ceylon, die samen ong. 90 % van de totale wereldproductie opbrengen. In Ned.-Indië zijn de rubber-plantages vooral op Sumatra’s Oostkust, in Atjeh en in Westen Oost-Java gelegen. Men onderscheidt plantagerubber, die op ondernemingen, en wilde r. (bevolkingsrubber), die door particulieren in het klein wordt gewonnen.
De rubberboomen zijn na 5 jaren tapbaar. Aan den binnenkant van den bast bevinden zich melksapvaten, die evenwijdig met den stam loopen en door dwarsgangen met elkaar verbonden zijn. Worden ze dwars doorgesneden, dan vloeit het rubberhoudende melksap, de latex, eruit.
Soorten Het dagelijks verzamelde melksap wordt gezeefd en door behandeling met azijnzuur of mierenzuur gecoaguleerd, waardoor de r. als een sponsachtige massa boven komt drijven. Deze wordt door groote rollen gewalst en tegelijk met water gewasschen. Zoodoende ontstaan lange, ong. 2 mm dikke, helderlichtgeel gekleurde vellen (de crêpe), die daarna in drooghuizen worden gedroogd. Dikkere soorten crêpe zijn direct voor verwerking als schoenzolen te gebruiken. Door het gebruik van rollen met speciale teekeningen verkrijgt men bijv. sheet rubber (ruitvormige figuren) of biscuits (kleine ronde vellen). De donkerder getinte sheets worden bovendien minder gewasschen en in rookhuizen gedroogd.
Hierdoor hebben zij een andere samenstelling en zijn zij tevens geconserveerd. Voor blokrubber worden al of niet gerookte sheets tot blokken samengeperst. Ook de r., die spontaan coaguleert of aan de tapsnede stolt, wordt afzonderlijk tot vsch. soorten verwerkt. De door de inlandsche bevolking gewonnen r. komt als remilled crêpe in den handel. De Para-rubber is van mindere kwaliteit en afkomstig van de in de Braziliaansche provincies Para en Manaos gelegen oerwouden.
Samenstelling en eigenschappen De Hevea-rubber bestaat voor 93 % uit de koolwaterstof-caoutchouc met de empirische formule (C5H8)n en bevat verder hars, eiwitten en vocht. Het s.g. is ong. 0,92. Ze zwelt op in benzol, chloroform, benzine, tetrachloorkoolstof en chloorzwavel. Bij gewone temp. is zij zeer rekbaar en elastisch. In de koude wordt ze bros en in de warmte week. Bij 60° kan ze worden gekneed tot een plastische massa, die bij lagere temp. weer elastisch wordt.
Van groot belang is de eigenschap om gevulcaniseerd te kunnen worden. Hiertoe wordt de r. met zwavel of zwavelhoudende stoffen gemengd en in een autoclaaf tot ong. 135° verhit. Na deze behandeling is de r. minder gevoelig voor invloeden van buiten en blijft zij elastisch tusschen 20° en 125° C. Voor zachte r. bedraagt het zwavelgehalte slechts 1 tot 5 %, terwijl harde r. en eboniet tot 60 % kunnen bevatten. Door variatie in de vulcanisatie-methode kan men de r. allerlei eigenschappen verleenen. Het veranderen van de eigenschappen wordt eveneens door het toevoegen van vulmiddelen verkregen.
De organische vulmiddelen maken de r. zachter, rekbaarder, minder elastisch en minder sterk. De anorganische maken de r. harder en minder rekbaar. Enkele zooals carbon-black, zinkoxyde, titaanwit enz. verbeteren de mechanische eigenschappen van de gevulcaniseerde r., terwijl andere (zooals krijt, bariumsulfaat, zetmeel, faktis) alleen den prijs per kg doen verminderen. Door toevoegen van minerale kleurstoffen kan men aan de r. alle gewenschte kleuren geven.
Latex Ook latex zelf wordt geëxporteerd en verwerkt. Om het coaguleeren tegen te gaan, wordt aan het melksap ammoniak toegevoegd. Het vervoer van deze sterk waterhoudende massa (28 % rubber, 60 % water en 12 % andere stoffen) zou echter vrij kostbaar worden. Door centrifugeeren of verdampen na toevoeging van caseïne kan een gedeelte van het water worden verwijderd. Ook het verstuiven tot een droog rubberpoeder wordt toegepast. De export van latex bedroeg in tonnen droge rubber: Jaar Malaka Ned.-Indië Jaar Malaka Ned.-Indië
1925 3.618 2.239 1931 1.940 3.874
1928 2.247 1.395 1933 10.470 5.260
1929 3.574 437 1934 14.172 5.330
Latex kan evenals rubber vulstoffen en zwavel opnemen. Zoo kunnen bijv. door porseleinen modellen in de geprepareerde latex te dompelen, het water te verdampen en daarna te vulcaniseeren, allerlei gebruiksvoorwerpen als handschoenen, speelgoed, ballons enz. worden vervaardigd. Belangrijk is ook het „spinnen” van ronde rubberdraden door een latexmengsel door een ronde opening te persen in een zwak zure vloeistof, waarin dit tot r. coaguleert. Met deze draden kunnen elastieke weefsels (lastex) worden gemaakt.
Sponsrubber en schuimrubber zijn zeer volumineuze rubberproducten, die zoowel uit de ruwe r. als uit latex kunnen worden geproduceerd. Het materiaal dient als spons, mat, zitting en opvulling van geluiddempende voorwerpen.
Oude rubber, regeneraat. Ongeveer ⅓ der hoeveelheid oude r. kan in bruikbaren vorm worden teruggewonnen, ook al is de kwaliteit minder dan van versche r. Slechts zelden kan de verwerking rechtstreeks geschieden (schoenwerk uit oude autobanden of rubberringen uit binnenbanden). Meestal moet de r. eerst worden geregenereerd, waartoe behandelingen met zwavelzuur en stoom of met natronloog het meest geschikt zijn. Het gebruik van regeneraatrubber wordt bepaald door den marktprijs.
Onderzoek van rubber. Dit strekt zich in de eerste plaats uit over de sterkte, gehalte aan r., uitrekking, soortelijk gewicht, vervorming, kleur en weerstand tegen slijtage. Voor de houdbaarheid van rubbervoorwerpen is van belang bijv. de afwezigheid van sporen koper en mangaan, daar de r. anders vlug oud en brokkelig wordt. De duurzaamheid van rubberonderdeelen wordt bovendien beoordeeld met behulp van versnelde duurzaamheidsproeven. In Ned. wordt door den Rijksrubberdienst te Delft op dit punt belangrijk onderzoekingswerk verricht.
Synthetische rubber.
De laatste jaren tracht men steeds meer de natuurlijke r. door synthetische te vervangen, waarbij hoofdzakelijk autarkische overwegingen een rol spelen. Of deze r. gelijk- of meerwaardig is, valt nog niet met zekerheid te beoordeelen. Over het algemeen is ze duurder en slechts voor bepaalde doeleinden te gebruiken. Men verkrijgt deze rubbersoorten door polymerisatie van acetyleen, aethyleendichloride of gechloreerde vinylverbindingen. Zij dragen o.a. de namen Buna, Duprene, Thiokol en Koroseal.
Zie verder ➝Eboniet, Solutie, en voor andere rubberachtige producten, zie ➝Guttapercha, Balata en Djeloetoeng. Hoogeveen.
Lit.: J. F. v. Oss, Warenkennis en Technologie (II 1937); Handwörterbuch der Natur-Wissenschaften (V); Rutgers en Swart, Handboek van de rubbercultuur in Indië (1921); A. J. Ultée, Caoutchouc (1930).
B) Economisch.
In 1830 bedroeg de wereldproductie naar schatting 23 ton; in 1862 4 000 ton; in 1890 28 867 ton; in 1900 53 890 ton. Tot 1900 werd uitsluitend bosch- of para-rubber gewonnen. Brazilië overheerschte met 26 750 ton. Verdere productielanden waren o.a. Kongo, Bolivia, Guinea, Senegal. De eerste rubberplantages werden ca. 1890 op Ceylon aangelegd, daarna volgden Malaka, de Straits en Ned.-Indië.
In 1900 kwamen 4 ton plantage- of cultuurrubber op de markt; in 1910: 8 200 ton. In 1914 werd de boschrubber reeds door de cultuurrubber overvleugeld. In 1929 bereikte de cultuurrubber 97 % van de wereldproductie, thans (1937) 99 %.
De laatste jaren produceerden de voornaamste gebieden (in 1000 ton):
Malaka Ned.-Indië Ceylon Jaar
1929
1930
1931
1932
1933
1934
1935
Totaal
447
435
434
408
445
467
370 Door
ondernemingen boven
40 ha
243
237
239
234
224
250
240
Door kleine plantages
204
198
195
174
221
217
130
Totaal
255
239
252
212
278
379
287
Ondernemingen
147
150
161
148
165
196
137
Door inl.
bevolking
108
89
91
64
113
183
150
Totaal
80
76
62
49
63
79
55
Wereldtotaal plantage
835
892
783
700
840
1.004
864
Wereldtotaal + wilde rubber
861
820
797
708
852
1.017
885
De belangrijkste uitvoerhaven der wereld is Singapore, tevens wereldmarkt. Verder Colombo, Batavia en Medan. Het grootste importgebied vormen de Ver. St., die ongeveer de helft van de wereldproductie opnemen, vnl. voor de auto-industrie bestemd. New York is de grootste importhaven. Het resteerende gaat grootendeels naar Groot-Brittannië, Duitschland (Hamburg), Frankrijk.
Londen is de hoofdmarkt voor den rubberhandel. Amsterdam heeft veel aan beteekenis verloren, de r. uit Ned.-Indië wordt vrijwel uitsluitend op afladingscontracten verkocht en gaat zoodoende buiten Nederland om.
Naast de sterk vermeerderde productie, zijn ook de vraag en de prijzen gestegen. Van na 1921 dateeren de div. restrictieplannen, die prijshandhaving door productiebeperking beoogen (Ned.-Indië voerde in 1935 ca. 292 780 t rubber uit).
Voor r. bestaat termijnhandel. Door de Ver. St. zijn pogingen gedaan om zich van het Engelsche rubbermonopolie ten deele los te maken, o.a. door het regenereeren van oude r. (reclaimed r.). Duitschland zocht een oplossing in de richting van synthetische r., buna geheeten. De Ver. St. fabriceeren het synthetisch product duprene.
Lit.: Grafes Handbuch der organischen Warenkunde (III, 2, 1929); E. G. Holt, Marketing of crude rubber (uitg. Department of Commerce, Trade Promotion Series nr. 55, Washington 1927); van Oss, Warenkennis en Technologie (II 1937); J. E. de Macedo Soares, Rubber, an econom. and statistical study (1930); H. en R. Wolf, Rubber, a story of glory and greed (1936); v.
Gorkom, Oost Indische Cultures (III); A. J. Ultée, Caoutchouc, Onze koloniale Landbouw (IV 1916). Snel.