Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Rechterlijke macht

betekenis & definitie

Rechterlijke macht is in de eerste plaats dat deel van het staatsgezag, dat dient, om de rechtsorde te handhaven. Vervolgens verstaat men onder r. m. het geheel der personen, die met de uitoefening van dat deel van het staatsgezag zijn belast.

Hiertoe behooren:1° De leden der r. m. in engeren zin, nl. zij, die rechtspraak uitoefenen,
2° De leden der griffie (→ Griffie; Griffier; Griffierechten),
3° De leden van het O. M. (→ Openbaar Ministerie), welke beide groepen bij de handhaving der rechtsorde een bijkomstige rol vervullen.

De taak van de r. m. in engeren zin bestaat in het vaststellen van wat recht is in concrete gevallen.

Tot de kennisneming van de r. m. behooren volgens art. 154 der N e d. Grondwet alle twistgedingen over eigendom of daaruit voortspruitende rechten, over schuldvorderingen en andere burgerlijke rechten. Ylg. de jurisprudentie vallen hieronder ook de processen aangaande genoemde onderwerpen, waarbij de Staat of een ander openbaar orgaan als → partij optreedt. Verder heeft de wetgever in vele gevallen aan de r. m. de beslissing opgedragen in administratiefrechtelijke geschillen.

In België is de toestand niet verschillend: art. 92 van de Grondwet bepaalt, dat alle geschillen over burgerlijke rechten bij uitsluiting behooren tot de kennisneming van de r. m.; art. 93 voegt daaraan toe, dat alle geschillen over staatsburgerlijke rechten eveneens tot de kennisneming van de r. m. behooren, behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen. Ook in België heeft de wet aan de rechtbanken, in veel gevallen, de beslissing opgedragen in administratiefrechtelijke geschillen. Een scherpe scheiding tusschen het terrein van de r. m. en dat van de uitvoerende macht, het „Bestuur”, zooals → Montesquieu leerde, is dus in geen van beide landen verwezenlijkt.

Volgens art. 156 van de Ned. Grondwet wordt de r. m. alleen uitgeoefend door rechters, welke de wet aanwijst. Dit zijn de leden van den → Hoogen Raad, van de Gerechtshoven, van de → Rechtbanken en de → Kantonrechters. Zij worden door den koning benoemd voor hun leven (met uitzondering van de rechters-plaatsvervangers) en kunnen slechts worden afgezet door een uitspraak van den Hoogen Raad in de gevallen, bij de wet aangewezen. Op eigen verzoek kunnen zij door den koning worden ontslagen (Grondwet art. 167). Hun bezoldiging wordt geregeld door de wet (Grondwet art. 63).

Zij moeten, met uitzondering van de kantonrechters-plaatsvervangers, op een Rijksof daarmede gelijkgestelde Ned. universiteit den graad van doctor in de rechtswetenschap verkregen hebben. De leden van de r. m. (met uitzondering van de rechters-plaatsvervangers) kunnen niet tevens zijn advocaat, procureur of notaris, of eenig ambt bekleeden, waaraan een vaste wedde is verbonden (Wet R. O. art. 8).

In België kunnen, luidens art. 94 van de Grondwet, geen rechtbanken worden ingesteld dan uit kracht van een wet, en kunnen geen buitengewone rechtbanken of commissiën in het leven worden geroepen. Zijn alleen bevoegd om recht te spreken de leden van het → Hof van verbreking, van de → Hoven van beroep, van de → Rechtbanken van eersten aanleg, van de Rechtbanken van koophandel, van de → Werkrechtersraden, en de → Vredegerechten. De rechters worden, voor hun leven, door den Koning benoemd, hetzij rechtstreeks, hetzij, voor sommige hooge ambten, op voordracht (art. 99 van de Grondwet). Geen rechter kan van zijn plaats worden ontzet of worden geschorst dan door een vonnis. De overplaatsing van rechters kan slechts geschieden door een nieuwe benoeming en met hun toestemming (art. 100). Hun bezoldiging wordt bij de wet vastgesteld (art. 102).

Niemand kan tot rechter of tot rechter-plaatsvervanger worden benoemd, die niet den graad van doctor in de rechten en de Belg. nationaliteit bezit. Het ambt is onvereenigbaar met andere bezoldigde ambten, met politieke mandaten, met het beroep van advocaat, pleitbezorger, deurwaarder, notaris, alsook met het ambt van beheerder van vennootschappen (art. 103 van de Grondwet; art. 174 tot 177 en 179 R. O.: deze laatste bepalingen zijn niet toepasselijk op het ambt van rechter-plaatsvervanger, dat overigens onbezoldigd wordt uitgeoefend).

De leden van de → Rechtbanken van Koophandel en van de → Werkrechtersraden worden verkozen voor een beperkten tijd en behooren tot de klasse, die hen aanstelt: handelaars, nijveraars, handelsbedienden, werklieden (wetten van 13 Juni 1924, 9 Juli 1926).

Voor de bevoegdheid van de r. m., zie → Competentie. v. d. Kamp / V. Dievoet