1° De oudste dichter der Attische Nieuwe Comedie. * Ca. 361 v. Chr. te Syracuse, ♱ ca. 263. Na een kort oponthoud in den vreemde (Alexandrië?) keerde hij terug naar Athene en bleef er tot zijn dood. Van zijn 97(?) stukken zijn enkel de meeste titels alsook enkele fragmenten bewaard.
De stukken Emporos (de Koopman) en Thèsauros (de Schat) kennen wij het best, dank zij de bewerkingen van Plautus (Mercator en Trinummus). De actie was levendiger, de intrigue ingewikkelder, maar de karakterteekening minder fijn dan bij zijn jongeren mededinger Menander. V. Pottelbergh.
2° Een inwoner van Colosse in Klein-Azië, waarsch. door St. Paulus tot het Christendom bekeerd (Phil. 19), een aanzienlijk en vermogend man. Tot hem schreef Paulus een van zijn brieven.
Brief aan Philemon. Deze brief is door Paulus eigenhandig geschreven en is de kleinste onder de Paulijnsche geschriften. Hij draagt een zuiver particulier karakter en gaat over een weggeloopen slaaf Onesimus, door Paulus in Rome tot het Christendom bekeerd, die nu door hem aan zijn heer wordt aanbevolen. De brief is een voorbeeld van tactisch en fijn optreden. De authenticiteit wordt door niemand ontkend.
C. Smits.