Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Onderlinge verzekering

betekenis & definitie

Het hoofdkenmerk van verzekering is compensatie der risico’s; met de geïnde premiën worden de schadegevallen vergoed; dit geschiedt door toedoen van den assuradeur, die alle verzekerden a.h.w. in een mutualiteit vereenigt. Alle verzekering berust dus op onderlingen grondslag. Onder onderlinge verzekering wordt echter alleen die verstaan, waarbij de verzekeraar niet zelfstandig optreedt, zooals in de premiemaatschappijen, maar waar de vooren de nadeelen van het bedrijf voor rekening komen van de verzekerden zelf. De verzekerden zijn tevens leden der maatschappij, waarmede zij een verzekering hebben aangegaan.

Ingeval de bijdragen ontoereikend zijn, zal eenieder tot aanvulling van het tekort bijstorten naar verhouding van de waarde van zijn eigen risico en tot het maximum-bedrag door de statuten bepaald. Deze verzekeringsvorm past alleen voor personen, die aan hetzelfde risico zijn blootgesteld. De onderlinge verzekeringsmaatschappijen mogen als rechtspersoon optreden, wanneer zij aan de eischen door de wet gesteld beantwoorden. V.

Eeckhout.In Ned. heeft de o. v. een uitgebreide toepassing gevonden, vooral op het gebied der ongevallenverzekering, der landbouwverzekering en der levensverzekering, in den vorm van onderlinge waarborgmaatschappijen. Speciaal den laatsten tijd op den voorgrond tredende vormen zijn die der overlevingskassen of spaarkassen en der zieken- of begrafenisfondsen.

De onderlinge verzekering- of waarborgmaatschappij is, hoewel niet wettelijk geregeld, toch wel in de wet genoemd. Na de wijziging in 1866 zondert de wet van 1855 deze maatschappijen uit van de vereenigingen, die, om als rechtspersoon te kunnen optreden, koninklijke goedkeuring op haar statuten moeten verkrijgen. Zij zijn zedelijke lichamen, hebben als zoodanig rechtspersoonlijkheid en worden beheerscht door haar statuten en reglementen en de desbetreffende bepalingen van het B.W. (art. 1690 vlg.). Ariëns.

Belg. recht. Overeenkomstig art. 2 der wet van 11 Juni 1874 is de onderlinge verzekeringsmaatschappij in rechte vertegenwoordigd door haar bestuurder; door deze bewoordingen wordt aan deze organismen de rechtspersoonlijkheid toegekend. Niet alle onderlinge vennootschappen worden tot verzekering toegelaten; voor de levensverzekeringen en de verzekering der autobus- en autocardiensten wordt o.m. door de wet van de onderlinge maatschappijen vereischt, dat het waarborgfonds respectievelijk 200 000 en 5 millioen frs. bedraagt. Bij ontbreken van winstbejag worden de onderlinge maatschappijen beschouwd als zijnde van burgerlijken aard.

In België zijn werkzaam (1937): 16 onderlinge verzekeringsmaatschappijen tegen arbeidsongevallen (gemeenschappelijke kassen), 3 vennootschappen tegen brand, 3 tegen hagelslag, 1 tegen diefstal, 2 tegen ongevallen, 1 tegen het risico voor hypothecaire leeningen, 4 levensverzekeringen en 3 veeverzekeringen. Een aantal plaatselijke onderlinge veeverzekeringen hebben den wettelijken vorm van een vereeniging van onderlingen bijstand. V. Eeckhout.

< >