Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Moses

betekenis & definitie

beteekent volgens Ex. 2.10 „ik heb hem uit het water getrokken”, hangt misschien met het Egyptische „mes” (kind) samen, evenals de namen Thoetmosis, Ahmosis enz. Hij was de leider van de Israëlieten bij hun uittocht uit Egypte en hun groote wetgever, bovendien de oudste van de geïnspireerde schrijvers en een met wondermacht optredend profeet. Leven

M. was de tweede zoon van Amram en Jochabed, broeder van Aaron en Maria. Hij werd geboren in een tijd, dat de verdrukking der Israëlieten in Egypte haar hoogtepunt bereikt had. Omtrent den tijd, waarin hij leefde, is men het niet eens; sommigen verklaren zich voor de tweede helft der 13e eeuw (Ramses II en Merneptah), anderen voor het midden der 15e eeuw (Thoetmosis III en Amenophis II). Daar de pharao bevolen had alle mannelijke kinderen der Israëlieten te dooden, hield Jochabed den kleinen M. drie maanden verborgen. Dan legde zij hem in een waterdichten korf en plaatste hem in het riet van den Nijl; zijn zuster Maria hield de wacht. Een Egypt. prinses vond het kind en gaf het op aandringen van Maria aan zijn moeder om het te voeden. Daarna nam de prinses M. tot zich en liet hem aan het hof opvoeden. Toen hij volwassen was, toonde hij zijn liefde voor zijn volksgenooten door een Egyptenaar, die een Israëliet mishandelde, te dooden. Hij moest daarom vluchten naar de Madianieten, waar hij huwde met Sephora, de dochter van den priester Jethro en uit haar twee zonen won, Gerson en Eleazar. Na een ballingschap van 40 jaar verscheen Jahwe hem bij den Horeb in een brandend braambosch en gelastte hem zijn volk uit Egypte te bevrijden. Hij liet zijn vrouw en kinderen bij zijn schoonvader achter en vertrok naar Egypte. Toen M. en zijn broeder Aaron voor de Israëlieten ten beste spraken, deed de pharao hen nog zwaarderen slavendienst verrichten. Omdat de pharao zich hardnekkig tegen het vertrek der Israëlieten verzette, deed M. op Gods bevel de tien plagen over Egypte komen. Eerst na den dood van de eerstgeborenen der Egyptenaren gaf de pharao zijn toestemming. Daar het hem spoedig berouwde, deed hij de vluchtelingen achtervolgen, maar terwijl de Israëlieten droogvoets door de Roode Zee trokken, kwamen de achtervolgende Egyptenaren in de golven om. Door Moses’ voorspraak deed God ten gunste van zijn volk veel wonderen gedurende den tocht door de woestijn (het zoet-maken van de bron van Mara, de spijziging met wachtels en manna, het slaan van het water uit de rots bij Maphidim). De voornaamste taak van M. bestond echter hierin: door zijn bemiddeling gaf God aan de Israëlieten de wet (➝ Mosaïsche Wet), die hen in godsd., zedelijk en burgerlijk opzicht tot een hechte volksgemeenschap maakte. M. liet de heilige verbondstent inrichten, wijdde Aaron en zijn zonen tot priesters en bestemde de overige levieten tot dienaars van het heiligdom. Omdat het volk wegens leugenachtige berichtgeving van de uitgezonden spionnen weigerde verder te trekken, moesten alle Israëlieten boven de 20 jaar in de woestijn sterven. Zij bleven 38 jaar in de nabijheid van Kades, zoodat tusschen den uittocht uit Egypte en den intocht in Canaän ongeveer 40 jaar verliepen. Maria stierf te Kades. Aaron en M. mochten, wegens een schuldigen twijfel aan Gods macht, het land Canaän niet binnentrekken; de eerste stierf op den berg Hor, de tweede op den berg Nebo.

Keulers.

In de Christelijke iconographie is Moses veelvuldig voorgesteld: vóór het brandend braambosch als prototype van Christus’ Geboorte en Maria’s Maagdelijkheid: M. slaat water uit de rots als prototype van de Eucharistie; M. met de koperen slang of biddend met uitgestrekte armen als voorafbeelding van het Kruis. Bekend zijn voorstellingen op de deuren van S. Sabina, de mozaïeken in S. Maria Maggiore, fresco’s in de Sixtijnsche Kapel en in de loggia van Raffaël in het Vaticaan te Rome, alsook de beroemde M. van Michelangelo aan het grafmonument van paus Julius II in St. Petrus’ Banden te Rome; de Mosesput van Claus Sluter te Dijon; verder werken van Van Eyck, Dirk Bouts, Lucas van Leiden, Joost van Gent, G. David e.a.; eindelijk de afbeelding van M., de steenen tafelen verbrijzelend, van Rembrandt te Berlijn.

Lit.: Dict. d’archéol. (2XI, 1648-1689); K. Künstle, Ikonogr. der Christl. Kunst (I, 288-290); L. Bréhier, L’art chrét. (21928); K. Smits, Iconogr. v. d. Ned. Primitieven (1933).

p. Gerlachus.

Voor de Boeken van Moses, ➝ Pentateuch. Zie ook ➝ Mosaïsche Wet.

Apocalyps van Moses. Behalve dat dit een der namen is van het Boek der ➝ Jubileeën, is het tevens de misleidende titel van een apocryph geschrift, dat niet over M. handelt, maar over den moord van Kaïn, de ziekte van Adam, en een mislukte poging van Seth en Eva om in het paradijs te komen. Tot slot geeft Eva het verhaal van den zondeval, waarna de beschrijving volgt van Adam’s en Eva’s dood. Het vertoont zeer groote, somtijds letterlijke overeenkomst met Het Leven van ➝ Adam en Eva. Volgens velen is het oorspr. door een Jood in het Hebreeuwsch (Arameesch) geschreven ca. 1e eeuw n. Chr., maar het is slechts bewaard in een Gr. tekst en een Armeensche vertaling.

Lit.: E. Kautzsch, Die Apokryphen u. Pseudepigraphen des A. T. (II Tübingen 1900, 506-528); R. H. Charles, The Apocrypha und Pseudepigrapha of the O.

T. (II Oxford 1913, 123-154); E. Schürer, Gesch. d. jüd. Volkes (III Leipzig 41909, 396-399); J. B. Frey, Dict. de la Bible (Suppl. 1 1928,102-106). Greitemann.

Opneming van Moses (Assumptio Mosis), een apocryph geschrift, waaraan begin en einde ontbreken en waarin M. zijn testament aan Josuë bekend maakt. Hij voorspelt de geschiedenis van het Joodsche volk: de afscheuring der tien stammen, verwoesting van Jerusalem, de ballingschap en den terugkeer; de bedorvenheid der priesters en vorsten ten tijde der Hasmoneeën en vooral van Herodes, de verwoesting van Judea en het eindoordeel van God, waardoor Israël zal worden hersteld en zijn vijanden gestraft. Het sluit met een troostrede van M. aan Josuë. Het boek schijnt geschreven te zijn in Palestina, korten tijd na Herodes (ca. 7-29 n. Chr.). De Lat. tekst, waarin het bewaard is, is een vert. uit het Grieksch, maar de oorspr. taal zal wel Hebreeuwsch of Arameesch geweest zijn.

Lit.: Kautzsch, Charles en Frey, als hierboven. W. Ferrer, The Assumption of M. (Londen 1918.) Greitermann.