Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Molen

betekenis & definitie

Eigenlijk: maalwerktuig, of het gebouw, waarin zulk een werktuig is geplaatst. Wordt als krachtbron van den wind gebruik gemaakt, dan spreekt men van een windmolen, ook wanneer het daarin geplaatste werktuig voor geheel andere doeleinden dient dan om te malen, bijv. om hout te zagen, rijst te pellen, olie te stampen, papier te maken, of om water omhoog te pompen („op te malen”; zie ➝ Bemaling). Men onderscheidt daarnaar koren-, fabrieks-, en water-windmolens.

Al deze categorieën zijn in Ned. en België in zeer grooten getale aanwezig geweest. Verondersteld wordt, dat zij hier eerst in de 12e eeuw uit het Oosten zijn ingevoerd.Typen De oudste m. waren vast, konden dus niet worden omgewend en werden daarom gesteld naar de richting van de meest heerschende winden. Spoedig kwam hierin verbetering: bij den standaardmolen is het geheele molenhuis, met werktuigen en al, draaibaar om een verticale as op een vast onderstel (de standaard); de wipmolen is hiermee nauw verwant, het draaibare bovendeel is kleiner, het vaste onderdeel evenwel grooter, en in dit laatste staan de werktuigen. Nog een stap verder gaan de „bovenkruiers” en „binnenkruiers”, waarvan alleen het kleine, allerbovenste gedeelte, de kap met de wieken, draaibaar is. Dit draaien van de kap heet het „kruien”. De laatstgenoemde typen komen het meest voor; zij konden in steen worden gebouwd, hoewel ook hout, afgedekt met riet, veel voorkomt; de doorsnede is gewoonlijk achtkant of rond. De standaard- en wipmolens zijn uiteraard altijd van hout. Moeten de bovenkruiers hoog worden (door de nabijheid van windvangende gebouwen of boomen), dan kan het verstellen van de kap en het bedienen van de wieken niet meer vanaf den beganen grond gebeuren en wordt daartoe om den molenromp een soort platform of balkon aangebracht, de zgn. zwichtstelling. Overigens werd van oudsher de goede werking van den m. bevorderd door den molenaars het zgn. windrecht te verleenen, volgens hetwelk binnen een bepaald gebied rondom den m. geen gebouw of hoog opgaand geboomte aanwezig mocht zijn.

Naast de windmolens komen, in heuvelachtige streken, ook watermolens voor, die gebruik maken van de kracht van het stroomende water van beken of rivieren.

Uit den aard der zaak vertoont de vorm der m. vele gewestelijke verschillen, waarop hier evenwel niet uitvoerig kan worden ingegaan. Het oudere type der standaardmolens wordt in het eigenlijke Holland niet of nauwelijks meer aangetroffen, wél nog in Zeeland, Brabant, Limburg en Gelderland. Wipmolens bevinden zich o.a. nog in de Alblasserwaard. Voor het eigenlijke molenland Holland zijn karakteristiek de boven- en binnenkruiers, al dan niet voorzien van een zwichtstelling, ook wel balie geheeten, welke evenwel bij de watermolens, welke immers vrij in het land staan, niet voorkomt. Binnen deze laatste, bekendste categorie valt nog een kenmerkend verschil waar te nemen tusschen Noord- en Zuid-Holland. Typeerend voor Noord-Holland is de binnenkruier, stoer en forsch van gedaante, zonder veel verlevendigende uitstekende deelen als staart, schoren of spruiten, aangezien het geheele mechanisme voor het draaien van de kap zich in het inwendige bevindt.

Gewoonlijk is deze N.-Holl. waterm. in hout uitgevoerd en met riet gedekt, behalve het onderste deel, waar zich de molenaarswoning bevindt, dat met planken is beschoten. De Zuid-Holl. watermolen is veel eleganter van vorm, de contour is eenigszins „getailleerd”, het kruiwerk bevindt zich buiten, zoodat de boven genoemde onderdeelen ook zichtbaar zijn, en bijdragen tot een bewogener, verfijnder silhouet, Ook de eigenlijke kap heeft bij deze m. een sierlijker contour. Overigens is de geheele bovenbouw evenals in Noord-Holland met riet bekleed, doch de basis (ook hier molenaarswoning) is in baksteen gemetseld en gewoonlijk gewit, hetgeen al mede tot een fleuriger verschijning bijdraagt.

In den jongsten tijd zijn onnoemelijk veel m. gevallen als slachtoffers van de concurrentie der benzine-, olie- of electrische motoren. De schade, daardoor toegebracht aan het karakteristieke Hollandsche landschap, heeft gevoerd tot oprichting (1923) van de Vereeniging De Hollandsche Molen, welke zich ten doel stelt den m. te behouden, o.a. door het aanbrengen van technische verbeteringen aan den windmolen, waardoor de concurrentie met de andere maalwerktuigen minder moeilijk wordt. Onder de voorgestelde techn. verbeteringen verdient voor onze streken vooral het systeem-A. J. Dekker vermelding. De wijzigingen bestaan uit:

1° Gestroomlijnde wieken, waarbij de vroegere vierkante roedebalk bekleed is met gebogen aluminium- of zinken platen;
2° Moderniseering van de lagering der draaipunten in den molen;
3° (bij den wind-watermolen) verhooging van de prestaties der werktuigen voor den wateropvoer, door het aanbrengen van enkele, in capaciteit ongelijke schroefpompen, die zoowel afzonderlijk als te samen kunnen worden ingeschakeld. De molens loopen door deze verbeteringen ook bij geringe windkracht aan, hetgeen een belangrijke vermeerdering van werkgelegenheid beteekent. In Ned. en België zijn thans (1937) ca. 200 molens volgens dit systeem verbeterd.

Lit.: Jaarverslagen v. d. Ver. de Holl. M.; C. Visser e.a., Onze Holl. M. (1926).

v. Embden.