(= woud van niet-licht-geven), Lat. woordspeling van Quintilianus (De institutione orat. 1,6,34), waarin hij vraagt, of het nu maar toe te laten valt, dat men sommige woorden uit hun tegenovergestelde afleidt, zooals „woud” van: „niet-licht-geven”. De uitdrukking dient dus om ongerijmde etymologische afleidingen aan de kaak te stellen. Zoo wordt ook aangehaald: canis a non canendo; bellum a nulla re bella (Hond van niet-zingen; oorlog van geen-schoone-zaak).
Brouwer.