(Lat. Laudes), oorspronkelijk de naam van het slot van het Dageraadsofficie, waarvan twee psalmen aanvangen met het woord Lauda (Loof); later de naam voor dit geheele officie, tevoren Matutinae (Metten) genoemd ( Matuta = godin der morgenschemering), → Koorgebed. Vgl. → Laudes en → Laudi.
Louwerse.