Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kwaliteit

betekenis & definitie

(Lat. qualitas) of hoedanigheid,

1° In de ontologie: een der tien Aristotelische → categorieën (→ Hoedanigheid). Tot de voornaamste k. van den mensch behooren aanleg, aard en gewoonte, waarbij ook de deugden en ondeugden moeten worden ondergebracht. De zinnelijke k. (kleur en klank, reuk en smaak), waarvan de → kwantiteit der stoffelijke zelfstandigheid de onmiddellijke drager is, worden door velen met deze kwantiteit of haar bestaansvormen vereenzelvigd. Het zijn de bepaalde wijzen, waarop de stoffelijke, en daarom kwantitatieve, zelfstandigheden inwerken op onze uitwendige zinnen. Realiteit der → Buitenwereld.

In de logica worden de hoedanigheidspraedicaten onderscheiden in elementaire k. (quale quid), wezenskwaliteit (quale necessario) en toevallige k. (quale contingenter). De oordeelen worden naar hun k. onderscheiden in bevestigende en ontkennende oordeelen. Kant spreekt daarenboven nog van oneindige oordeelen (bevestigende ontkenningen), bijv.: de ziel is onsterfelijk. v. d. Berg

2° In de phonetiek verstaat men onder k. de vsch. elementen (helderheid, timbre, toonhoogte, enz.), die buiten de → kwantiteit een klank, vooral een vocaal, voor het gehoor van een ander onderscheiden. Zoo zijn e en o kwalitatief, a en a kwantitatief verschillend. → Kwaliteitsrhythme. Mansion