Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Koning

betekenis & definitie

De hoogste gezagsdrager in een rijk met eenhoofdig bestuur. Daarmee is niet gezegd, dat naast den k. ook geen andere gezagsdragers voorkomen; wel dat hij als zoodanig de hoogste is en niet verantwoordelijk aan lagere instanties. De macht des k. kan zijn absoluut (onbeperkt) of beperkt; in beide gevallen kunnen zich nog vsch. nuanceeringen voordoen (➝ Monarchie).

Het koningschap als regeeringsvorm heeft, vooral wanneer het erfelijk is, de volgende voordeelen: het vormt een band van nationale eenheid; het is een waarborg voor continuïteit en rust in het staatsbestuur; het k. vormt een stand op zich boven alle andere standen en staat aldus als onpartijdige macht buiten en boven den strijd der partijen. In de in Nederland bestaande zoogenaamde constitutioneele monarchie ontleent de k. zijn rechten (wel genaamd prerogatieven) uitsluitend aan het objectieve recht, nl. de Grondwet, in tegenstelling tot het feodale en het absolute koningschap, waarin de rechten van den k. als subjectieve rechten aan zijn persoon inhaerent zijn.

Sinds in Ned. de ➝ ministerieele verantwoordelijkheid (1848) en het ➝ parlementaire stelsel (ca. 1868) bestaat, is de staatkundige macht van den k. persoonlijk sterk op den achtergrond gedrongen. Zijn invloed op het Ned. staatsleven wordt grootendeels bepaald door de beteekenis van den historischen band van het Ned. volk met het koningshuis en door de positie van den k. als onafhankelijk boven de partijen staan blijvend staatsorgaan, zonder wiens medewerking geen enkele regeeringshandeling tot stand komt.—Vgl. verder art. ➝ Nederland, sub Koninklijk Huis en Staats- en rechtsinstellingen.

Lit.: A. A. H. Struycken, Ons Koningschap, Verz. Werken (I).

België. Zooals in Ned. ontleent de koning zijn bevoegdheden alleen aan de Grondwet en aan de wetten (art. 76). Alle macht gaat uit van de natie (art. 25). De ministers zijn verantwoordelijk en ieder besluit moet door een van hen zijn onderteekend (art. 63-64). Het parlementaire stelsel bestaat sedert 1831, en de k. oefent zijn bevoegdheden uit in verstandhouding met de parlementaire meerderheid. De feitelijke invloed van den k. op de staatszaken hangt af van de persoonlijkheid van den monarch: in moeilijke omstandigheden van de binnenlandsche politiek, en in de buitenlandsche politiek treedt zijn werking meer naar voren. Zie verder ➝ België (sub I en IV).

Voor ➝ troonsopvolging en ➝ civiele lijst in Ned. en België, zie deze woorden. (Het onder ➝ civiele lijst vermelde bedrag voor België van 9 500000 frs. is intusschen verhoogd tot 12 000 000 frs.)