Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kiesrecht

betekenis & definitie

A) Algemeen.

Onder k. verstaat men

1° het recht om te kiezen (actief k.);
2° het recht om gekozen te worden (passief k.).

Actief k. is het middel om invloed uit te oefenen op de samenstelling van bestuurslichamen, bijz. de politieke: Kamers, Staten en Raden; in de toekomst ook de economische. Het is een uitvloeisel van de → democratie en als zoodanig reeds bij Aristoteles bekend (Pol. IV, 12 vlg.). Voorzoover bestaanbaar bij een absoluten regeeringsvorm, blijkt het daar een vrijwel nutteloos versiersel. Men onderscheidt o.a. algemeen en niet-algemeen k.; het laatste verbindt aan de uitoefening diverse eischen, die niet alleen aan maatschappelijk gedrag (zulks is ook bij algemeen k. gebruikelijk), maar vooral aan welstand of ontwikkeling zijn ontleend (census-, examenkiesrecht). Verder vindt men enkelvoudig of meervoudig k., waarbij één kiezer meerdere stemmen mag uitbrengen naargelang van de kwaliteiten, die hij bezit. Algemeen vrouwenkiesrecht is naar omstandigheden toelaatbaar, niet noodig.

Men kan het algemeen k. nu juist niet als den meest geëigenden vorm van k. beschouwen (zelfs niet wanneer het is verbonden met het stelsel der zgn. → evenredige vertegenwoordiging) en de reactie op het liberalisme richt zich dan ook tegen dit zgn. atomistisch kiesrecht, waarbij de stem van den kroonprins evenveel waard is als die van ’s konings laatsten onderdaan en dikwijls al een héél losse band bestaat tusschen kiezer en gekozenen. De organische gedachte wint ook hier veld: de samenleving is opgebouwd uit gezinnen, dus het gezinshoofd oefene het k. uit, desnoods geregeld naar het kindertal. Vandaar huismanskiesrecht, dat als eerste stadium van een kiesrechthervorming alle toejuiching verdient, en leidt tot de uitbreiding: slechts georganiseerde lichamen (→ Groep) kunnen zich door k. doen vertegenwoordigen. In Oostenrijk en Portugal is dit beginsel t.a.v. de regeeringsorganen reeds verder uitgewerkt. → Partijwezen; Referendum.

Lit.: Aalberse, Organische of indiv. volksvertegenw., in : Pol. en Soc. Studiën (VI 1912, 4); Jean Goy, La place de la Profession etc. (Parijs 1935 ; over Oostenrijk); Da Costa, A napao Corporativa (Lissabon). Keulemans Attributief k. is het k., dat alleen verleend wordt aan personen, die aan speciale vereischten van welstand, positie of kennis voldoen. Zie ook → Stemplicht; Huismanskiesrecht.

B) In Nederland.

Bij de Grondwetsherziening van 1917 is in Ned. ingevoerd het algemeen actief en passief k. De vrouwen hebben sinds 1917 passief, sinds 1919 ook actief kiesrecht.

Om te kunnen kiezen moet men Nederlander of → Nederlandsch onderdaan zijn, den leeftijd van 25 jaren hebben bereikt en bovendien voor de verkiezing van de Tweede Kamer → ingezetene zijn van het rijk in Europa, voor de verkiezing van de Prov. Staten ingezetene der provincie, en voor de verkiezing van de gemeenteraden, ingezetene der gemeente. Om gekozen te kunnen worden, moet men eveneens Nederlander of → Ned. onderdaan zijn. Voor wat betreft de Tweede Kamer, moet men den leeftijd van 30 jaren hebben bereikt (woonplaats in Ned. is geen vereischte). Om lid van de Prov. Staten te kunnen worden, moet men 25 jaren oud zijn en tevens ingezetene zijn in de provincie, en om lid van een gemeenteraad te kunnen worden, moet men 23 jaar oud zijn en ingezetene zijn in de gemeente.

Men kan het k. (actief of passief) niet uitoefenen, wanneer men tot één der categorieën behoort, die daarvan zijn uitgesloten; o.a. zij, wien het k. bij rechterlijke uitspraak is ontnomen, zij, die van de ouderlijke macht zijn ontzet, en, wat het passief k. betreft, zij, die veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar, enz. Struycken

C) België.

Actief kiesrecht. Sinds de Grondwetsherziening van 1921 bestaat in België het enkelvoudig algemeen stemrecht, d.i. het recht voor elken staatsburger, die den leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, om één stem uit te brengen bij de verkiezingen voor de Kamer der Volksvertegenwoordigers, den Senaat, den Provincialen Raad en den gemeenteraad. Het k. kan echter alleen uitgeoefend worden, wanneer men behoorlijk op de kiezerslijsten is ingeschreven, hetgeen veronderstelt, dat men sedert zes maanden zijn woonplaats heeft resp. in een gemeente van het rijk, van de provincie of in de gemeente zelf. Met de Belgen worden gelijkgesteld degenen, die de groote → naturalisatie hebben verkregen; voor de gemeente is de gewone naturalisatie voldoende. De vrouwen hebben stemrecht voor de gemeente; wat betreft het rijk en de provincie, wordt het haar nog steeds onthouden, behalve aan een klein aantal, dat voorzien is bij art. 2 van de wet van 9 Mei 1919.

Het k. is geschorst voor de onderofficieren, de korporaals en de soldaten in actieven dienst. Schorsing of zelfs uitsluiting van het k. is voorzien wegens onwaardig gedrag en ook als bijkomende straf.

Passief kiesrecht. Zijn verkiesbaar voor de Kamer de Belgen, zoo mannen als vrouwen, die den leeftijd van 25 jaar hebben bereikt, en woonachtig zijn in België. Voor de provincie gelden dezelfde vereischten, mits de candidaat in de prov. woonachtig is. Voor de gemeente moet hij zijn woonplaats in de gem. hebben, en volstaat de gewone naturalisatie.

Tot lid van den Senaat zijn alleen verkiesbaar de Belgen, mannen of vrouwen, die ten minste 40 jaar oud zijn. De rechtstreeks aangestelde senatoren moeten gekozen worden onder de Belgen, die behooren tot een der 21 categorieën vermeld in art. 56 bis van de Grondwet. Voor de provinciale en de gecoöpteerde senatoren volstaan de alg. vereischten van leeftijd en nationaliteit. V. Dievoet