Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Karl Leberecht Immermann

betekenis & definitie

Duitsch dichter, op den tweesprong van Romantiek en Realisme; * 24 April 1796 te Maagdenburg, ✝ 25 Aug. 1840 te Dusseldorf. In het werk van I. worstelen tegenstrijdige invloeden van den Klassieken Goethe, de onwezenlijke Romantiek en het progressistische Junges Deutschland, zonder tot een stijleenheid te geraken.

Deze vormloosheid voelt men het best in zijn vroegste vertelkunst: Die Papierfenster eines Eremiten (1822) en het wel geestige heroïcomisch epos Tulifäntchen (1830). Burgerlijke nuchterheid, maar ook de degelijkheid, een Pruisischen gerechtsdienaar eigen, spreekt uit zijn modernen strekkingsroman Die Epigonen (1836) en zijn uitvoerige satirische humoreske Münchhausen (1838), met de beminnelijke daarin geschoven idylle Der Oberhof.

Als kundig dramaturg leidde I. een tijdlang het theater te Dusseldorf, en schreef zelf eenige, met weinig bijval bekroonde stukken: Cardenio und Celinde (1826), Merlin (sprookjesspel 1832) en de trilogie Alexis (1832).Uitg.: Ges. Schriften (20 dln. 1883); Auswahl d. Deetjen (6 dln. 1911).

Lit.: Maync, I. (1921); Th. Zielinski, Die Tragödie des Glaubens (1901); Gundolf, Romantiker (1931).

Baur.

< >