1° Barthélemy Catherine, Fransch revolutie-generaal. * 14 April 1769 te Pont-de-Vaux, ✝ 15 Aug. 1799. Staakt in 1789 zijn rechtsstudie, om vrijwilliger in het Fr. leger te worden.
Wegens tegenwerking door het Directoire (1797) legde hij zijn commando in Italië neer, maar werd later benoemd tot bevelhebber in de Bataafsche Republiek, waar hij Daendels steunde in zijn staatsgreep van 12 Juni 1798. In hetzelfde jaar dwong J.
Karel van Piemont tot afstand; sneuvelde in den slag bij Novi tegen Soewarow.V. Claassen.
2° Pieter Jacobus, Zuid-Afrikaansch staats- en krijgsman en volksleider. * 20 Jan. 1831 in Natal, ✝ 27 Maart 1900 te Pretoria. Volgde in 1841 met zijn vader de Voortrekkers naar Transvaal; werd 1852 commandant tegen de Kaffers, in 1875 lid van den Volksraad en waarnemend president in de afwezigheid van Thomas François Burgers, in 1876 lid van den Uitvoerenden Raad en in 1880 gedurende den eersten Transvaalschen Vrijheidsoorlog commandant-generaal. Bij Majoeba behaalde hij een glansrijke overwinning, waarop Engeland de onafhankelijkheid van Transvaal erkende. J. was herhaaldelijk candidaat tegen Kruger voor het staatspresidentschap en leidde een partij of groep, die indien al niet Engelschgezind, toch minder belijnd Afrikaansch-republikeinsch was. In 1896 versloeg „Slim Piet” Jameson en sloot hij zich meer bij de Krugerpartij aan. In den tweeden Vrijheidsoorlog was J. opperbevelhebber der Transvaalsche en Vrijstaatsche troepen. Hij sommeerde de Engelschen hun troepen van de grenzen der republieken terug te trekken en viel na weigering Natal binnen (Juni 1899), belegerde Ladysmith, later Kimberley en Mafeking en werd nu aanvoerder in den guerilla-oorlog, waaruit hij zich alras vermoeid terugtrok.
Besselaar.