Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jazz

betekenis & definitie

De sedert 1914 in Amerika ontstane vorm van dans- en amusementsmuziek, die met de Amerikaansche Negersoldaten een paar jaar nadien, via Frankrijk, in Europa kwam. De naam j. zou een verbastering zijn van het Eng. chase, volgens anderen ontstaan zijn uit den naam van den Negermuzikant Jasbo Brown, die als de vader van het genre genoemd werd.

In de j. zijn velerlei ras- en cultuurinvloeden vermengd: het karakteristieke Angelsaksische syncope-rhythme en sommige voor-oorlogsche dansen (o.a. cake-walk, one-step, fox-trot en andere vormen van den ragtime) wijzen op Anglo-Amerikaanschen oorsprong, méér dan op Afrik, rasinvloeden. Deze zijn echter in de j. ook aanwezig, en wel in de voorliefde voor veel slagwerk, voor obsedeerende uitbuiting van het rhythme, en ook voor sommige nuances van intonatie, door glissando, portamento en anderszins verkregen.Het j.-orkest gebruikt naar verhouding weinig strijkinstrumenten, vertrouwt de melodie inzonderheid toe aan trompet (van speciaal enge mensuur), schuiftrombone, clarinet en saxophoon (alt, tenor en bariton), ook accordeon, en heeft voor de rhythmische stuwing: piano (veelal dubbel bezet), banjo, gitaar, contrabas en sousaphoon, benevens een onbeperkt aantal slagen fantasie-instrumenten. De j.-practijk heeft door bijz. speelwijzen (vibrato en glissando van koper en hout), alsmede door gebruik van onderscheidene dempers, haar klankeffecten zeer uitgebreid. Het syncopeerend rhythme is kenmerkend voor de j.; vandaar dat men in Amerika meestal spreekt van syncopated music. Ook de polyrhythmiek wordt door haar uitgebuit. Verder bedient de j. zich van de meest groteske effecten.

De oorspr. j. steunde vooral op improvisatie; deze wordt nog toegepast in de zgn. hot-jazz. Daarnaast ontstond de straight-jazz, waarin de componisten of bewerkers niets aan het toeval overlaten. In deze richting is geprobeerd om het wildbarbaarsche van de origineele j. tot een eenigszins geciviliseerden kunstvorm te brengen (bijv. Gerswhin ’s Rapsodie in blue).

Invloeden van de j. op de moderne Europ. muziek zijn waar te nemen bij Ravel, Strawinsky, Milhaud e.a.; mogelijk zijn deze van voorbijgaanden aard, evenals de sporadisch voorkomende effecten van de ➝ Janitsaren-muziek in de 18e e. zulks waren.

Lit.: A. Coeuroy en A. Schaeffner, Le jazz (1926); R. W. Mende, The Appeal of J. (1927).

de Klerk.

< >