1° Andreas H. G., Ned. priester en kunsthistoricus. * 3 Jan. 1849 te Zwolle, † 31 Oct. 1916 te Jutphaas.
Promoveert in Klass. letteren te Groningen (1878). Priester gewijd te Rome, waar hij 1882 promoveerde in theologie.
Doceerde van 1883 tot 1896 H. Schrift en kerkel. geschiedenis aan het grootseminarie te Rijsenburg; 1896-1910 pastoor te Bunnik, van 1910 tot aan zijn dood te Jutphaas.
J. („de dubbele doctor”) was zeer actief op wetenschappelijk en artistiek terrein; deken van het St. Bernulphusgilde en directeur van het Aartsbiss.
Museum. Voor den zgn. „professorenbijbel” vertaalde hij Paralipomenon en het boek Judith.
Hij stichtte de Kath. studentenvereniging Veritas te Utrecht (1889), en schreef vele artikelen, met name in Arch. Aartsb.
Utrecht.Lit.: Kath. Illustratie (jg. 38, 1903-’04).
2° Joannes Hendricus Gerardus, aartsbisschop. * 9 Mei 1868 te Leeuwarden, † 17 Mei 1936. Priester gewijd in 1893. Kapelaan resp. te Sneek en Arnhem. Van 1900 tot 1908 hoogleeraar in de H. Schrift te „Rijsenburg”; daarna pastoor achtereenvolgens te Goy, Harlingen en Utrecht.
In 1919 kanunnik, in 1929 deken van Utrecht; sinds 1930 aartsbisschop van Utrecht. Zijn verzoek om ontslag als zoodanig wegens ziekte werd op 8 Febr. 1936 door paus Pius XI ingewilligd; deze verhief hem tegelijkertijd tot titulair-aartsbisschop van Selimbria (tegenw.: Siliwri, in Griekenland, aan de zee van Marmora). de Haas.
3° Werner, Duitsch romanschrijver van de neo-Romantische school. * 5 Febr. 1890 te Wülfrath. Zijn historisch doende romans streven een reconstructie van het Oud-Germaansch heldentijdvak na.
Voorn. werken: Das Buch Treue (1916; het Nibelungen-motief); Das Buch Liebe (1918; het Gudrunmotief); Das Buch Leidenschaft (het Amelungen-motief); Verratene Heimat (1931).
4° Zacharias, brillenslijper te Middelburg, aan wien de uitvinding van den zgn. Hollandschen verrekijker wel toegeschreven wordt, welke eer volgens anderen echter aan Lipperhey toekomt. * 1580.
